Nadenken over adieu aux plus beaux
Elle adore le noir, pour sortir le soir
Mijn buurjongen Jan leerde zijn vlam Isabelle, roepnaam Isa, kennen op de Eeklose Kabouterfeesten toen T.C. Matic er kwam optreden. Isa ging er gisteren even vanuit dat ik dat spontaan nog wist maar aangezien Jan vroeger rijp was dan leeftijdsgenoot Bart, uw dienaar, zal ik er gewoon die late jaren tachtig niet bij geweest zijn. Jan keek in Isa’s ogen en koekenbak. Nog altijd. Koppel om van te houden. Ik zat ook in Gent op school, niet in Eeklo. Misschien is het dat. Wel herinner ik me T.C. Matic op de Korenmarkt voor een woensdagmiddagconcert van het Festival van Vlaanderen. Welke rechtse zak op Twitter beweerde ook al weer dat Arno geen cultuur zou zijn? Alleszins 10.000 keer meer mijn grondcultuur dan poesjesvlaggen zwaaien en van rechterarmpje doen op de weide aan de IJzertoren, mijn idee. Het zal aan mij liggen.
Rijen dik, echte vrienden
Even 10.000 keer meer: Henny Vrienten. De Sting van de Lage Landen en met Doe Maar één van de eerste keren dat een Nederlandse tekst écht rock ‘n’ roll kon klinken. De Bom is thans brandend actueel. Pa en Nederwiet blijven gewoon iconische hymnes vanwaar het poesjeslied van de IJzertoren hoogstens aan de hielen komt en me vlakjes helemaal niet raakt. Raymond, die wel. Hintjens, tuurlijk wel. En Doe Maar. Het kleur van mijn humanioratijd. “Als je wint, heb je vrienden. Rijen dik, echte vrienden.” Die tijd. Arno op de Gentse Feesten die zich in plat West-Vlaams afvraagt wat hij in Gods Naam op de Brueghelfeesten staat te doen. Een sneer naar onze Vlaemsche ziel van sauerkraut met braadworsten, halve literglazen bier en zat gelal op het terrasje van de Charlatan in Gent waar Paul Decoutere wel 1.000 keer opgetreden heeft en zich geen seconde verraden voelde door zijn beste vriend le plus beau die hoge toppen scheerde.
Bovenal bemin één vrouw
“Elle adore le noir.” Als het mooiste Arno-liedje speelt, durf ik wel eens denken aan Isa, het lief van mijn bovenste beste buurjongen. Ik weet dat het niet mag van de Heer. Maar ik denk ook soms eens aan andere vrouwen. Al koester ik het adagio ‘Bovenal bemin één vrouw’. Ik begrijp het ook, dat liefdesmoment op de Kabouterfeesten. Al vermoed ik dat Arno het nummer toen nog niet live speelde. “Dans les yeux de ma mère.” Deze ook. Prachtige track. Doe Maar zag ik nooit, Henny Vrienten zag ik nog met Bram Vermeulen in Brugge en Arno passeerde mijn leven live wellicht een tiental keer, misschien zelfs meer. Onder andere tijdens een try-out in het Aalterse jeugdhuis. Wat een knaller. Voor elk moment. Voor drie man of voor 30.000 mensen op een groot festival: Arnaud Charles Ernest gaf het volle pond. Ooit, toen ik nog bij Cats in the Attic speelde op een concert in Lovendonk, flatteerde de zanger van Jerry & The Toms me met het compliment dat ik op een podium zo wild als Arno te keer ga. En het is waar, ik geef ook altijd alles denk ik. Er is een verschil. Bij Arno was het altijd knal in de roos, nooit naast of over het randje. En mocht dat gebeurd zijn, ik heb dat nooit gezien.
Zelden dronken
Ik treed zelf zelden of nooit dronken op. Het is me wel eens overkomen. Laatst nog. Niet zo slim. Maar wat zeker wel is: altijd dronken van de goesting, stijf van de adrenaline en dat speelt me soms wel parten. ‘Er over gaan’, weet je wel. Het verkloten wanneer iets niet meer te verkloten valt. Dat kan ik goed. Ziedaar tegenover: de grote kracht van mijnheer Arno Hintjens, hij wist altijd perfect op die koord te balanceren en zijn energie te ballen tot het beste optreden ooit, altijd weer opnieuw. Keer op keer. Bij Henny Vrienten een gelijkaardige analyse maar dan vooral op het vlak van muziek schrijven en de ziel raken van mensen met mooie teksten en melodieën. Ook altijd op die smalle circuskoord, klaar om er af te tuimelen, maar telkens weer tijdens de song komt het goed. Zo goed dat je zegt: dit kan alleen Henny zijn. Of Arno zijn. Dat kunnen alleen de grote cultuurmakers. En dat zijn ze. Hun invloed op onze cultuur in dit stukje Europa (en dat noemen we dan in vakjesjargon de ‘Vlaamse cultuur’, ‘Belgische cultuur’ of ‘Nederlandstalige cultuur’, whatever) is onmiskenbaar. Ze hebben mijn jeugd geschreven. Onze jeugd. Ook de jeugd van Isa en Jan. En van vele anderen zoals wij. Zij hebben dat gedaan: les plus beaux. Zij niet alleen. Maar wel in heel belangrijke mate: die twee. Eén van Oostende en één van Holland.
Ik blijf luisteren, helden. De mens is sterfelijk, jullie liederen niet.