Nadenken over de Spaanse Burgeroorlog
“Soldaatje spelen”
Mijn fascinatie voor de Spaanse Burgeroorlog is iets wat ik meedraag uit mijn kindertijd. In 1976 gingen wij naar Andaloesië. Het Franco-regime deinde er uit en wij gingen op bezoek bij een Sleidingenaar die als kunstschilder op de Sacromonte woonde tussen de zigeuners in Granada. Hij en zijn gezin leefden er een herenleven. Don Jorge werd hij er genoemd en ik heb nooit geweten of die ‘Don’ een geuzennaam was voor Georges of niet. Hij had er een zwembad en dat stak een jongen van zeven de ogen uit in die tijd en bij zijn verhalen ’s avonds, whisky en sigaar in de hand, kon Georges iedereen aan de lippen krijgen. Zijn verhalenschat uit mijn dorp Sleidinge en de Sierra Nevada was schier eindeloos. In de lagere school was ik ook gefascineerd door oorlog en soldaatje spelen. Op één of andere manier had ik zo een beetje mijn favoriete ‘slagen’. Pearl Harbour, Arnhem, Bastogne maar ook de Spaanse Burgeroorlog beleefde in telkens opnieuw in de tuin met mijn vriend Jan (Verplaetse, nu filosoof aan de UGent). Schieten en paffen, noemde mij mama het.
Toen ik film studeerde in Brussel ging ik heel veel naar de cinema en ik had het nogal voor de regisseurs Jim Jarmusch (Mystery Train, Down By Law) en Ken Loach omdat zij anders met kleur en anders met verhalen omgingen (zie ook de film Rumble Fish uit mijn jeugd). In die periode kwam Land and Freedom uit, over een Britse jongen die in de vreemde Spaanse burgeroorlog terecht kwam, en las ik verscheidene romans over het onderwerp, waaronder ‘From Whom The Bell Tolls’ van de onwaarschijnlijk goed schrijvende geile ouwe schurk Ernest Hemingway. Ik heb zo de indruk dat heel de schrijvende elite toen naar Noord-Spanje is getrokken om er het ‘front te beleven’. Ik weet niet of het allemaal zulke helden aan het front geweest zijn, Neruda en Hemingway, als de soldaat uit de film van Ken Loach. Ik durf dat zelfs te betwijfelen. Daar leg ik dan de link met de Joegoslavië-oorlogen waar ook verschillende leeftijdsgenoten en andere ‘bekende’ journalisten (Dirk Draulans o.a.) naar het front zijn getrokken om het geweld ‘te voelen’, om erbij te zijn.
Oorlog is iets des jongens en zelf zag ik het me in die periode ook wel doen, wat Vranckx nu doet. Ik had noch het lef, noch het talent en daarom speel ik nu in een nobel onbekende popband en zijn woorden mijn kogels om toch nog een beetje terug te schieten. Want niets nobeler dan strijden tegen onrechtvaardigheid. Samen ten strijde, die romantiek die zowel de communistische als fascistische leiders verkondigden, hebben vooral veel graven gevuld. Dan is rock ‘n’ roll een veiliger alternatief. Vinylplaten graaft in die sector van mijn brein.