De Illustrata (Deel 2) Kunstschilders Georges en Leo Steel
Georges en Pablo Steel: bitterzoete woorden
Langzaam maar zeker liet Georges Beiroet achter zich en hij volgde de caravaan Noord-Europese kunstenaars richting Syrië, Jordanië, Griekenland, Italië en Marokko om uiteindelijk in Andaloesië zijn stek te vinden. Toen hij er begin de jaren zestig terecht kwam, was het Franco-regime overal nog heel erg aanwezig. En op één of andere manier vond Georges dat comfortabel. Over politiek en alle miserie die de oorlog veroorzaakte, mocht in het franquistische Spanje niet gepraat worden. Strikt verboden. Hij kwam terecht op de Sacro Monte in Granada. Zijn buren waren zigeuners die nog op heel traditionele manier leefden. Het dictatoriaal regime liet de wijk links liggen. En hij vond er de onderwerpen waarmee hij bekend geworden is: vrouwen met kruiken, kruiers met ezeltjes, kindergezichten, appelsienbomen, yucca’s, lavendelvelden, cactussen en de weerbarstige landschappen van de Sierra Nevada. De Middellandse Zee.
De zigeuners van Granada
Le gitan, de kleuren en geuren van het Franse chanson, met een 2-pk’tje deed Georges de navette tussen Granada, Parijs en Brugge, waar hij ondertussen ook de liefde van zijn leven gevonden had. Tijdens die bloemrijke jaren zestig werd zoon Pablo geboren, die veel later poëet zou worden. Schilder van bitterzoete woorden. Georges verkocht schilderijen en uitmuntende tekenkunst. En dit aan een ruime kring kennissen in ‘zijn’ Vlaanderen, ‘zijn’ Meetjesland. Maar hij kon telkens niet snel genoeg opnieuw in Spanje zijn om te schilderen en te tekenen. In het Spanje van Franco wist Georges zich moeiteloos aan de huisregel nummer één te onderwerpen: blijf onder het maaiveld, dan krijg je geen gedonder. Hij kon er vooral genieten van schitterende zomeravonden en ook daar onderhield hij zijn buren en vrienden met prachtige verhalen over zijn dorp. Op tentoonstellingen in Vlaanderen wist hij dan weer kunstliefhebbers en zakenlui te charmeren met duizend-en-één-nacht verhalen uit de Moorse stad Granada, het witte bergdorp Mojàcar aan de kust en het onooglijke Capileira in Las Alpujarras, geplakt tegen de flanken van de Sierra Nevada. De perfecte harmonie in de warme, ooit Islamitische, onderbuik van het Avondland Europa.
De Arabische wijk Albaïcin
Het was in 1976, na het overlijden van Franco, dat Georges opnieuw in contact kwam met Hilda von Siegesar. Men zegt dat toeval niet bestaat, maar in dit geval spreken alle bronnen een andere oorzaak tegen. In de oude Arabische wijk Albaïcin gelegen tegenover het wereldberoemde paleis Alhambra liep hij haar tegen het lijf toen ze met haar man een wandeling aan het maken was, genietend van de eigen stad en wellicht ook op zoek naar nieuwe onderwerpen voor schilderijen. Deze ontmoeting was heel kort. Georges kwam te weten dat de Jom Kippoeroorlog in 1973 de verhoudingen in het Midden-Oosten helemaal aan flarden heeft geschoten en na enkele jaren reizen, was Hilda deels in Spanje gaan wonen. In het Cordoba van de wetenschappers Averroes en Maimonides zocht ze het vreedzame huwelijk tussen de Joodse, Arabische en christelijke cultuur op. Over hun dorp repten beiden met geen woord meer. De ontmoeting verdween tussen de plooien van de tijd.
In Cordoba staan twee beelden
Mensen die niet verdeelden
Maar iedereen doen denken
Over mensen en hun wensen
Een verschil van mening
Dat is toch niet zo erg?
Ik luister ingetogen
Naar de Zoon op zijn berg
De schilder in Granada
Tekent een leven lang
De ideale wereld
Waarom maakt die ons bang?
No Pasaran – Woesten (2020)
Georges Steel ontkomt in Spanje niet aan Sleidinge. Regelmatig bezoek van familie en vrienden laat hem toe mondjesmaat terug te proeven van dat dorp voor de oorlog waar hij zo graag kind was. Aan zijn zwembad in Granada kon hij er een hele compagnie van luisteraars onderhouden. Een verteller aan wiens lippen je hing. Een levensgenieter. Volle teugen. Zo vertelde hij vaak over zijn vriend Perejil in Alméria. Hoe die in de kuststrook een wel heel groene vorm van tabak kweekte, de verboden vrucht waar ze dan samen van proefden. Cannabis, natuurlijk. In Franco-tijden! Toen de Guardia Civil hem op het spoor kwam, maakte hij die mannen wijs dat het peterselie was. Perejil, peterselie, vandaar de bijnaam. Daar zat je toen echt als kind of zelfs als volwassen modaal brave Vlaming met zo oren naar te luisteren in de jaren zeventig. Een drugsverhaal verpakt in Jommeke. Later komt ook het besef door welk oog van de naald vriend Perejil was gekropen, want met de Guardia Civil werd in Franco-periode niet gelachen. Zulke stoten hoorde je dan, van deze levenskunstenaar op zo’n hete zomer in Granada of Mojàcar. Altijd een sigaartje erbij. Lekker hapje. Glaasje wijn of brandy. En op de achtergrond een koor van kirrende krekels, de opzwepende muziek van buikdanseressen in de Andaloesische nacht.
Leo Steel en Fra Angelico
Toen Georges geboren werd had zijn vader, de Waaslandse kunstschilder Leo Steel, zich al goed geïntegreerd in Sleidinge. Hij was er in 1904 op 26-jarige leeftijd komen wonen en maakte tien jaar later als nieuwe Sleidingenaar de Duitse bezetting mee in 1914-1918, de eerste wereldbrand. Hij maakte mee hoe Sleidingse jongens, niet zoveel ouder dan hem, omkwamen in een vierjarig nutteloos gevecht aan de IJzer. Hij zag het verdriet, voelde de trauma’s en met nauwgezet realistisch penseel zette hij het dorp en de mensen op doek. Toch zijn het geen koude portretten die Leo Steel maakt. Het is een nauwgezet realistisch verslag van een volk dat tracht te overleven en van een landschap waarvan de mensen moeten leven. De kunstschilder stelde zijn creativiteit ook ten dienste van kerk en gemeenschap. Zo zijn er in de Sleidingse Sint-Joriskerk nog steeds wat werken en versieringen van zijn hand.
Ook Leo Steel reisde zijn vormtaal achterna. Rond 1910 ging hij Fra Angelico bestuderen in Italië. Het is in zo’n creatief gezin, moeder Zulma was ook schildersdochter, dat Georges opgroeit. Met ogen van verwondering in een naoorlogse periode ontstaat er opnieuw hoop na de ellende van ’14-’18. Georges was de zoon van Leo, als bekend schilder een gerespecteerd burger in het dorp. De opdrachten die de ‘houten’ burgemeester Maurice Ghijsbrechts aan Leo Steel gaf, zorgden ervoor dat de Steels ook in een politiek kamp terecht kwamen, al wilden ze daar als kunstenaarsgezin liever niets mee te maken hebben. Zo schildert Leo een mooi portret van de burgemeester en kleedt hij het muzikantencafé Sanderus aan op Bruegeliaanse wijze.
De krulbolders van het Meetjesland
De kleine Georges ziet het allemaal gebeuren met de trots van een zoon en de onbevangenheid van een kind. Ook de broers Etienne en Albert hebben papa’s talent geërfd. Op Steelshof aan de Weststraat genieten ze van het landelijke leven, de buurmeisjes en de kwajongensstreken die ze op weg naar de jongensschool wel eens durven uitsteken. ‘Ezel’ naar boer ‘Kezel’ roepen. Of op te dun ijs gaan staan tijdens de winter en dan huilend bij moeder Zulma warmte komen zoeken.
Urenlang tijdens de zomer naar de krulbolders staan kijken, een steentje op de baan gooien om de curve van de bolle te beïnvloeden. Tot één van de spelers het ziet en dan in furie achter de schelmen aangaat. Zwemmen in ’t Sleins Vaardeken en puien vangen aan Café ’t Buisken. Het eerste pintje, de eerste zoen. En daarna, éénmaal opgegroeid, de artistieke aspiraties en bijna ter gelijker tijd, de komst van de Tweede Wereldoorlog aan den lijve ondervinden.