Arsène Zonder Vrees (Deel 2) De zoon van Jules van de klok
De zoon van de schilder-behanger trouwt met een molenaarsdochter
In die periode voor de Eerste Wereldbrand wordt ook de kleine Arsène geboren en het ging Jules voor de wind. In de nieuwe kasteeltjes langsheen de Weststraat mocht hij, op aangeven van Harald von Siegesar, verschillende gevels, kronlijsten en interieurs verzorgen. Soms was het werk te groot maar toen kon hij bij zijn familie terecht voor hulp, allemaal schilders. En ook de verfhandel floreerde. Maar toen 1914 naderde, bleek dat allemaal toch broos geluk te zijn. Ook de middenstanders in het dorp stonden vlugger opnieuw met hun klompen in de miserie dan bijvoorbeeld de boer van het noorden die voedsel produceerde en meer geld kon vragen voor vlees, graan en groenten.
Rollen keren
De rollen waren heel vlug omgedraaid. Met het groeiend conflict tegen de Duitsers daalde ook het aanzien van Harald von Siegesar. Zijn naam was daar niet vreemd aan. In eigen hoge Gentse kringen werd hij eerst de deur gewezen. Van de fabrieksarbeiders in het dorp kreeg hij al heel vlug een eerste steen in het
raam. Zij hadden immers nooit zitten wachten op die rijke klootzakken uit Gent, zoals zij het verwoordden. De boeren en middenstanders gingen als laatste overstag. Op het moment dat een opdracht niet doorging of zelfs Harald von Siegesar toch wat meewarig deed over de stijgende voedselprijzen op de markt, steeg de haat ook daar. De edelman bleef steeds meer in Gent en op een bepaald moment was hij plots van de aardbol verdwenen. Jules Van Damme was de enige die echt wist waarom.
Duitse naam hebben is gelijk aan collaboratie tijdens WOI
De groeiende haat voor iemand met een Duitse naam was één ding. Maar in Café Rubens had de edelman tijdens een feestje ook een arbeidersmeisje zwanger gemaakt. Met groot geld en veel beloften krijg je arme meisjes moeiteloos in bed. In tempore non suspecto had de hele toog mee gebulderd van het lachen.
Mijnheer doktoor en enkele directeurs van de grotere bedrijven in het dorp konden er ook wel wat van. Men keek in die periode niet op een bastaardje meer of minder. Even de portefeuille open, een vriendelijk bezoekje van mijnheer pastoor, mondje dicht en iedereen was het vergeten. De komst van de Duitsers
had de geheime tortelduifjes in hun prille geilheid niet tegengehouden. Maar na een jaar lag het voor een volwassen bronstige man met een Duitse naam en de jonge hitsige hinde lichtjes anders. Het zwangere tienermeisje en haar ouders verdwenen op hetzelfde moment richting Gent of verder. Jules Van Damme
beloofde zijn vriend dat hij het kindmoedertje en zijn vrucht zou helpen wanneer hem dat zou gevraagd worden, in de toekomst. Tegen
het einde van het eerste oorlogsjaar stond de Villa Von Siegesar leeg. Jules was de laatste geweest die hem sprak. In Sleidinge dacht men
dat Harald von Siegesar de vlucht vooruit had gekozen naar zijn vaderland. En het zwangere barmeisje en haar familie? Uit het oog, uit het
hart. Daar lag geen dorpeling wakker meer van. Die Grote Oorlog ’14-’18 was geen gemakkelijkenperiode voor de Van Dammes. Als stielman
konden schilders nog af en toe wat werk doen voor boeren die het zich konden permitteren.
Ziek als kind
En voor het Duitse leger schilderde hij de Villa von Siegesar opnieuw, om in te richten als hoofdkwartier. Daardoor kreeg hij ook enkele nieuwe opdrachten binnen. Maar het werken voor de Duitsers is hem net na de oorlog wel kwalijk genomen door de dorpsgenoten. Vooral die dorpsgenoten die ook fruit, fruitbakjes, metaal, geneeskunde en zielenheil uit de hemel aan de Duitse soldaten verpatsten. Het duurde, na 1918, nog maanden soms jaren dat soldaten
terugkeerden uit de hel die de Westhoek was geweest. Vele weduwen rouwden jarenlang voor hun helden die er achtergebleven zijn
en Sleidinge had na 1920 nood aan nieuw optimisme en aan vooruitgang. Langzaam maar zeker begon Café Rubens opnieuw te bloeien en
de jonge Arsène groeide op in een voorspoedig gezin, mét hondje en met een mooie tuin. De heropbouw had iets romantisch in Sleidinge. Von
Siegesar en zijn onechte dochter Hilda zaten al in een ver geheugen bij Jules en zijn echtgenote Madeleine. Mijn vader Hedwig mijmert over
zijn vader, de zoon van Jules. “Pépé Arsène ging naar het college in Merelbeke. Maar als tiener is hij heel erg ziek geworden. Hij heeft maanden in
de kliniek gelegen en het heeft weinig gescheeld of hij was overleden. Over de ziekte zelf werd thuis nooit gesproken. Ik weet daar niets over”, vertelt Hedwig. “Op oude kaartjes kan je wel de gesprekken met zijn mama lezen. Over hoe het met de hond is en hoe de familie, ook die uit Mechelen, zich heel erg bekommerde om enige zoon Arsène. Na zijn ziekte was de schoolachterstand wellicht zo groot dat hij zich inschreef in het Gentse Sint-Lucasinstituut en hetzelfde beroep aanleerde als vader Jules. Arsène werd, net als zijn verre neven in Sleidinge, schilder-behanger.” Toen Arsène trouwde met de molenaarsdochter Maria Taets uit Lembeke kon hij de zaak van vader Jules overnemen en begon hij te bouwen in de Weststraat. We sprekenjaren dertig. We spreken burgemeestersstrijd in het welvarende dorp Sleidinge.
De Belgen lijken wel met velen en ze
hebben echt niets meer te doen
Zie ze lopen daar in de Hemel, ze
kijken terug op de tijd van toen
Het voelt verlaten, de vinylplaten, de
groeven en de stilte van het stof
De helden zijn verraden, de vinylplaten,
verhalen zijn er nog maar klinken dof
Je kiest partij. Of je dat nu wilt of niet. In een dorp stop je jezelf niet weg. Was ook zo voor de jonge Arsène. Zijn vader had de rederijkerskamer. Hij wou zich cultureel manifesteren in de muziek. Hij werd klarinettist in de Harmonie Sint-Cecilia. In de volksmond: het ijzeren muziek. Door muziek
te spelen koos Arsène partij. Logisch, hij kwam terecht in de muziekmaatschappij van de ijzeren burgemeesterskandidaat Edgard De Paepe, metaalhandelaar en overbuur naast het voederbedrijf Velleman. Maar voor de houten burgemeester Maurice Ghijsbrechts en zijn aanhangers was dit dus een verkeerde keuze.
De Von Siegesar-kwestie, waar Arsène niets mee te maken had want toen vier jaar oud, kwam opnieuw ter sprake. Er werd lacherig over gedaan aan de toog. Een grapje aan de toog van een ijzeren café, werd een stuk scherper gesteld aan de toog van een houten
café. Zo scherp dat houten cafés gemeden werden. Behalve als het kermis was.
Veilig bosdorp Lembeke
Bij de familie van zijn echtgenote Maria Taets in Lembeke en Kaprijke had Arsène dat probleem niet. Heel verre nonkels en nichten kwamen ook uit deze buurdorpen. En de familie Taets had in deze dorpen overal een zegje. Als molenaar had Theofiel Taets, vader van Maria, goed geboerd. Hij kende de waarde van het geld, was een belezen man en investeerde in vastgoed. In tegenstelling met veel families in Sleidinge moeiden de Taetsen zich wel metpolitiek, er werd gehandeld. Boven en onder de tafel. En ook het smokkelgebied aan de Belgisch-Nederlandse grens lag niet ver. Een boer, een molenaar, een belegger moest alle kruimeltjes oprapen om te overleven. En veel kruimeltjes maakten een aardig stapeltje poen.
Dit gezegd zijnde, was Lembeke een totaal andere wereld. Buurdorp, dat wel. Maarmeer ingedommeld, afgesloten. Landelijker. En niet onbelangrijk: tussen Sleidinge en Lembeke liggen de bossen. Lembeke was voor Arsène en Maria ook de plek om op zondag alle besognes van de winkel en de
zaak eens te vergeten en aan de familietafel te genieten van de verhalen en de sfeer.
In Sleidinge hadden de kampen Hout en IJzer er voor gezorgd dat het kamp van de ijzeren oorlogsburgemeester meteen ook een eerder Duitsgezinde stempel op de kop kreeg. De oorlog was er met de Duitse ingekwartierde soldaten ook prominent aanwezig. In Lembeke nauwelijks. En het was in die context dat er, onder auspiciën van enkele Eeklose prominenten (enkele bedrijfsleiders en een pastoor), een actieve ondergrondse cel ontstond. Locatie?
Aveschoothoeve, vlakbij de Eeklostraat. In een waterput een radio en van die dingen. Af en toe iemand verborgen houden. Informatie doorspelen aan Radio Londen. Geen forse heldendaden. Van de meeste van die dingen was Arsène wellicht niet op de hoogte. De familie Taets wel. Maar als hij op pad ging
met de fiets werd al eens gevraagd om langs de haven de wachttorens te tellen. Ook de afstand ertussen. Of eens te luistervinken waar
de ingekwartierde soldaten mee bezig waren.Extra vriendelijk zijn tegen de officieren bij dokter Magerman. Enzovoort. Niets wereldschokkends. Geen heldendaden. Maar via Lembeke kreeg hij wel te horen dat Von Siegesar in Gent was opgepakt. Dat hij een Jood was, maar dat wist hij al. En ook de verklikking van Hilda, die na het inkwartieren van Duitse soldaten bij een bevriende landbouwer in de buurt kon onderduiken.
Verraad en tweespalt in Vlaanderen
Maar ze werd dus verraden. Door iemand op het dorp van Sleidinge. Die naam is nooit bekend geraakt. Maar Arsène ging er zich wel over beklagen bij de oorlogsburgemeester, ooit de patron van de ijzeren harmonie waar hij klarinet speelde. Een buur, een vriend. Dat dacht hij toch. Tijdens de oorlog heeft
hij er alleszins nooit iets van gemerkt. De Duitsers lieten hem gerust, ondanks de heel gerichte klacht. Dus heeft de burgemeester ook wijselijk gezwegen, dat staat vast.
Oorlogsburgemeester zijn, was dan ook geen pretje. Over burgemeester De Paepe in Sleidinge is weinig bekend wat dat betreft, maar zijn collega Van De Wiele in Waarschoot heeft na de oorlog de volle laag gekregen. De repressie was in beide dorpen even hard, maar na de oorlog heeft De Paepe gewoon de draad kunnen opnemen. Hij is toen wel uit de politiek gestapt. En de vete tussen IJzer en Hout is vanzelf opgehouden.
Dat brengt ons naar de Bevrijding. Het Belgische lintje op de vest tijdens de feesten en het smokkelen van Belgische driekleuren, voor de verkoop in de winkel, door de bossen van Lembeke naar Sleidinge in volle aftocht was nog het enige wapenfeit van Arsène want toen hij zag hoe de weerwraak ontaardde in het dorp
en de beperkte voorraad vlaggen in de winkel meteen uitverkocht was, hebben ze het daar maar bij gelaten. Dat, zo werd althans geroddeld, de knecht van de oorlogsburgemeester één van die feestnachten ook een lege metalen jerrycan door het winkelraam jaste, was er zeker te veel aan. Het dorp zat vol wederzijdse haat en hij kon zich als zelfstandige geen verdere stellingname permitteren. “Slecht voor de winkel”, noemde mijn bomma het. Als ervaren glassnijder kon Arsène het winkelraam meteen herstellen en de twee latjes in het vroeger volledige winkelraamzouden de enige getuigen van het voorval blijven. Na de oorlog werd dochter Lydia geboren, Hedwig werd groter en er waren andere prioriteiten, blik op de toekomst nu.
Ze is al jaren dood en toch weet ik het nog
De snoepen uit de kast en de mosselpot
Alles staat nog op zijn plaats in mijn hoofd
In werkelijkheid is alles daar gedaan