Nadenken over bevers in de polder

“Waas en gefrons op mijn wenkbrauwen”

Ik doolde door de polders van Kruibeke toen een gids ons confronteerde met het werk van een bever. Op een boogscheut van Antwerpen bijt een beest dat ik toeschrijf aan Canada of de toendra een knotwilg van één meter diameter door en als ik de gids moet geloven doet die kerel dat op één nacht tijd. Ondertussen zwemt ook de otter in het gebied maar om dat te bewijzen zijn het aantal aanwijzingen miniem maar reëel. Alleen, een wandeling in Kruibeke zal geen confrontatie met de otter opleveren. Extreem schuw. Ook de bever krijg je niet te zien. Beslist niet.

Biddende leeuweriken

Reeën, ja, dat wel. Ge gaat de parking van de sporthal in Bazel af en reeën lachen je toe, net als fazanten, biddende leeuweriken en speurende buizerds boven de Rupelmondse kreek. Waas en gefrons op mijn wenkbrauwen. Het Vlaamse canon doemt op voor jouw neus en ontevredenheid over onnozelheden is wat ons rest. Terwijl een land als Saeftinghe, het Zwin en een dorp als Watervliet voor mij voldoende tot de verbeelding spreken om mij nachten wakker te houden en prachtige teksten als deze te schrijven. Mensen, we verdoen onze tijd aan zagen en chicaneren terwijl de wildernis daar is, onder onze neus, dichtbij een heerlijk restaurant of een café waar cafébazen nog praten met de mensen. Ik had vandaag het voorrecht een denkoefening te doen over het imago van een stad als Eeklo en, geloof me, een mens wordt daar moe van. Moedeloos bij momenten. Maar ik moest ’s avonds met mijn echtgenote heus niet ver dwalen om, opnieuw, reeën te zien. Ik weet dat het niet waar is, maar ook de wolf is nu nabij.

Vlaanderen mijn zand

Het verhaal van Vlaanderen is dat we onze ogen moeten open doen. Het is nu beter dan vroeger. We zijn nu beter af dan toen ik klein was. Om maar iets te zeggen. De foto is mooier. Er kan gewoon veel meer. In Oekraïne worden mensen door hun broedervolk naar de verdoemenis geschoten en wij leven in het fucking paradijs. Laten we zingen als de zanger van Woesten en zijn prachtige toetsenist die het vocaal nog zoveel beter doet. Laat ons de hemel aanraken zoals Michelangelo in de Sixtijnse Kapel en onze gitarist Elia op de komende vinylplaat na de festiviteiten van 10 jaar WSTN. Laat ons bonken op de drum & bass van Fred en Tsjoelle. Laat ons bidden tot de Heer en nostalgisch een traan laten bij de gedachte dat ergens in de hemel een op zijn luit tokkelende jongen uit Wippelgem, Arno of Thé Lau met een schorre stem ons moed aan het indrinken is. Allemaal zo nutteloos. En tegelijk allemaal zo interessant.

Madrid 11 maart 2004 Atocha

“De magie van het repetitiekot”

Er is één stad op aarde waar ik me effectief thuis mag voelen. Madrid. Ik kwam er als kind. Ging er met een goede vriend en mijn vrouw dolen en me vergapen aan de Guernica van Pablo Picasso. Ik liep er met mijn dochters langsheen de Rio Manzanares waar het imposante stadion van Atlético staat en dwaalde door Atocha, het station dat werd geterroriseerd door Al Quaeda, niet zo gek lang nadat ze de Twin Towers plat legden. Sindsdien lijkt het geweld niet op te houden en heeft het zich in onze perceptie verlegd naar Kyiv, Bucha, Bakhmut en Marioepol waar het ene volk met een waanidee van superioriteit hun voormalig broedervolk lukraak zonder echt doel en met de enige bedoeling te kwetsen dagelijks bestookt met bommen. Niet om aan te zien. Het doet me wat en daar schrijf ik over.

Ik heb het geluk dat ik dat al tien jaar mag doen met dezelfde kerels. En het is bij toeval, tijdens een lenteschoonmaak op zoek naar sporen van een verloren vriend, dat onze gitarist Elia De Mey stootte op deze repetitieopname van in het begin, toen Woesten nog mooi, jong en sexy was en toen de dieren nog spraken. We leven in ons luilekkerland en we denken dat de jaren voorbijvliegen, zonder dat er iets gebeurt maar niets is minder waar. Deze song bewijst het. Veel luisterplezier en hou een beetje afstand van de opnamekwaliteit.

Het hoofd in de wolken

“Een spiegel, een festijn”

Mijn hoofd in de wolken. Ik dwaal. Ik vlieg. Als een adelaar. Zo voel ik me de laatste tijd. Ik ben er niet altijd bij. Instant triest en gekwetst maar ter gelijker tijd zwevend in de fantasiewereld waar ik me thuis voel. De Bourgondiërs in Vlaanderen. In de Huysmanhoeve, waar ik bijna dagelijks vertoef, heeft de Eeklose kunstenaar-ambachtsman Joris Vroye, die naam alleen al, de Pleuranten nagemaakt die in de Bourgondische hoofdstad Dijon het graf sieren van Jan Zonder Vrees. Hij is de Graaf Jan van de gelijknamige dijk die door de Meetjeslandse polders snijdt als robuust schild tegen de woeste wateren van de Honte, die eeuwenoude Scheldemond die ons voedt en ons pijnigt.

Klederen aan

Woensdagavond moest ik met de deerne even op pad om uit te blazen van het agressieve mailverkeer, het pestgedrag en machtspelletjes waar iedereen wel al eens mee geconfronteerd wordt in zijn leven. Gelukkig zijn er rondom mij ook veel beschermende armen en opbeurende woordjes die mij het trieste bestaan van sommigen leren relativeren. We zaten in het strandhuis Puur in Groede, met al onze klederen aan, te turen richting Vlissingen en Walcheren. En om de haverklap passeerde een oceaanreus ons blikveld. Op elke boot een ander verhaal, een andere vlag die de lading dekt, mensen die reizen om te werken en om te leren, havens die in- en uitademen. Een lekker bordje skrei, een portie frietjes en een gemberthee later zakten we via Watervliet opnieuw naar ’t Vlaanderenland af om te bekomen. Ik nam een boek ter hand en op de kaft stond ‘Margriete’ geschreven, de voornaam van mijn grootmoeder. Telkens ik het woord of de bloem zie, moet ik aan haar denken.

Margriete

En ze was al twee decennia heengegaan toen ik nu al bijna acht jaar geleden op de vooravond van het overlijden van mijn vader haar in een droom, als levensecht, gesproken heb. Voorwaar ik zeg u, toeval bestaat niet. Want ik kon die nacht niet weten dat ik daags nadien afscheid zou moeten nemen van mijn vader. “Ik zie ze lachen in de wolken, een spiegel, een festijn. Maar ’s avonds hoor ik ze roepen, krijsen in de woestijn”, zing ik ergens. En het is waar, het verleden achtervolgt ons. Vandaar mijn adoratie voor die Bourgondiërs. In het boek ‘Margriete’ laat schrijfster Kathleen Vereecken me kennis maken met de wereld achter het Lam Gods, waar ik nog niet zo lang geleden met mijn partner-in-crime Peter Ysabie stond naar te kijken en Peter met grote gebaren niet alleen mij maar ook omstaanders kennis liet maken met het belang van Joos Vijd en diens madam Lysbette Borluut.

Wissekerke

Vijd is een naam als een klok in Beveren, het Zoete Waasland waar ik tegenwoordig al eens vertoef en één van die plekken is waar beschermende armen en opbeurende woordjes de dag vooruit helpen. Zo leerde ik Kasteel Wissekerke kennen en het dorpje Bazel. Ik wandelde vroeger al eens in de polders van Kruibeke. Na tweehonderd meter zag ik een ree en ik voelde me meteen thuis want tegenwoordig gaat er geen dag voorbij of vlakbij waar ik woon, spot ik reeën, buizerds en laatst zelfs een prachtige egel in mijn tuin. Dan ben ik nog meer in de wolken dan daarvoor. Het is heerlijk om daar te wezen. Maar ik placht er niet te veel naar te snakken, want dààr komen ongelukken van.

Foto: Joyce Verdonck

Nadenken over cirkelpiloten en verhalen van Vlaanderen

“Het Brielken, potjandorie”

Ik schiet wakker, badend in het zweet. Nachtmerries over het niet-ophoudende gezeik. Het Verhaal van Vlaanderen. Nationalisme of niet? Het interesseert me matig. De prehistorie, dat wel. De ontwikkelingen aan Het Zwin. De groei van een stad aan Schelde en Leie. Het Lam Gods. En duistere tijden. De val van Antwerpen. De vlucht naar het Noorden. De twistappel die we zijn tussen Britten en Fransen, tussen Duitsland en Noordzee. Schitterend gelegen. Maar met het volk, daar zijn we niets mee. Dat laatste is een grapje. Want bitterzoet zijn we wel. Kunnen relativeren als een klagend slecht vel.

Geometrie daar beneden

En dan viel die naam, Jacky Semey. Evergemnaar die ik nooit ontmoette. Maar jaren geleden maakte ik een reportage en ging ik op bezoek bij professor Bourgeois in Gent. Archeologie. Uitermate boeiend. Op de eindredactie fronsten de wenkbrauwen. Wie gaat daar in geïnteresseerd zijn? De luchtfoto’s van Jacques Semey. De man merkte dat er beneden geometrische figuren zich aftekenden in het vlakke Vlaanderen. Het was dé prehistorische vondst van onze tijd. Vele honderden luchtfoto’s later, heeft UGent nog jaren werk om al die interessante sporen te traceren: grafheuvels van toen de landbouw ontstond, Romeinse kampen zoals in het Maldegemse Vake, oorlogsrelicten van de 80-jarige oorlog tot en met 1945. You name it.

Vertel ons verhaal

We vliegen er over en we zien het niet meer. Tot bij één piloot de schellen van de ogen vallen. De man van het Brielken, potjandorie. Daar moet ik iets mee doen. Daar moet ik over schrijven. Die man staat zelfs niet op Wikipedia! Komaan zeg, zelfs Tom Waes staat daar op en die oelewapper heeft nog niets bewezen. Terwijl Semey, dat zeg ik nu, binnen 300 jaar nog zal geloofd en geprezen worden voor het historisch onderzoek dat hij in het Gentse op gang heeft gezet. Het Verhaal van Vlaanderen, beste eindredactie van toen. Natuurlijk wel. Vertel ons verhaal. Het verhaal van onze dorpen, van ons geloof en ons kunnen, van onze tradities en fabels. We hebben maar dat.

Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden

Je kan al eens schrijven over liefde en sex. Je kan al eens kijven over al het beleid. Maar van de rijkdom van vroeger krijg je nooit spijt. Het zijn verhalen die nog altijd gelden, het gaat over gewone mensen, grote en kleine helden. Je botst op geweld maar ook op veel waarden, centengetel en Vrede op Aarde. Semey is als Mercator. Of Antonius Sanderus. Hij tekent de Flandria Illustrata van nu. Wat zit er onder de grond? De Ferraris kaart was de kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik. Eind 18de eeuw, wat een tijd. De start van een woelige periode. Voor bosherstel en het bepalen van waarden voor kastelen en erfgoedsites gebruikt men deze bron nog steeds tot op het bureau van ambtenaren en landschapsarchitecten. Wij zijn onze geschiedenis, wij zijn ons verhaal. Dat is geen verdienste. Er is niets nieuws onder zon. Maar ook toen was er liefde. Toen het nog kon.

Dit wordt misschien ooit een lied:

De Cirkelpiloot

Het vliegtuigje cirkelt van Sint-Denijs / Naar ’t zoete land richting zee

De wind doet wat zwenken / En Jacky’s blik dwaalt wat mee

Hij ziet er beneden een spoor van ’t verleden / Een cirkel in ’t heden

Acht duizend jaren de mensen tevreden / Acht duizend Jaren / gevochten geleden

In de klei van het heden / De velden, het strand

 

Want we vliegen er boven en beseffen het niet.

Maar Jacky Semey staart tot hij het ziet

De spoken van vroeger, het oude bestaan

Waar kracht niet genoeg is, en Mannetje Maan

 

Het vliegtuigje cirkelt van Sint-Denijs / Naar ’t zoete land richting zee

Hij draait aan de knuppel / De vleugel zingt mee

Op de tonen van vroeger / Het wel en het wee

Hij vliegt nu wat lager om beter te kijken / Hier brandden de takken, de ogen, de lijken

Een graf van zoveel jaren geleden / Hier hebben geliefden gesmeekt en gebeden.

 

Want we vliegen er boven en beseffen het niet.

Maar Jacky Semey staart tot hij het ziet

De spoken van vroeger, het oude bestaan

Waar kracht niet genoeg is, en Mannetje Maan

 

De cirkelpiloot is niet dood / De cirkelpiloot een duizendpoot

De cirkelpiloot is een legende /Cirkelpiloot, van Brielken tot Oostende

 

Want we vliegen er boven en beseffen het niet.

Maar Jacky Semey staart tot hij het ziet

De spoken van vroeger, het oude bestaan

Waar kracht niet genoeg is, en Mannetje Maan

Nadenken over de herfstgeur van de schouw, de haard en brandend werfhout

“Waar ’t kaafken brandt, is er leute”

Voila, de herfst is begonnen. Denk ik. Op mijn Marley pick up jankt Liam Gallagher van Oasis en ik krijg tranen in de ogen als ik denk aan die twee broers die Godverdomme niet meer samen het podium op willen wandelen. Op straat in het dorp of in de kleine stad waar ik woon ruik je dat het stoofken opnieuw brandt. Steenkool, werfhout, afgezaagde populieren, appelbomen of wilg, alles knallen we door de schouw. Waar ’t kaafken brandt, is er leute. Jawel. Natuurlijk denk ik dan onmiddellijk aan de CO2-problematiek en wil ik in de straat aan alle deuren kloppen om te brullen dat alleen de kerncentrales ons kunnen helpen behalve die van Zjaporidzja want die is bezet door de Russen. De steenkoolmijn van Beringen, Winterslag en Waterschei moeten we vermoedelijk niet meer opengooien, misschien is dit verleden wel definitief. Van Doel en Tihange weet ik het nog niet. Maar als ik heel eerlijk ben, vind ik die geur van ’t stoofken overal wel gezellig. Vlaams ook.

Gezellig

De koave. Gemütlichkeit, miljaardedju. De gasprijs is duur en het zijn mensen die stoken met steenkool of mazout die nu beter af zijn. Hoe ironischer kan het? Ik denk dat Greta Thunberg serieus op Smeagol in Moskou zijn tenen heeft getrapt, want in plaats van beter klimaat zorgt die oorlog alleen maar voor slechter klimaat. De zee stijgt hysterisch. Weinigen doen er iets aan. Smeagol zeker niet. Hij steekt zijn gas in brand, liever dan ze door de buizen richting Europa te stuwen. Meer nog, van die vermaledijde stuwkanalen op de bodem van de zee heeft het kalf ook al een wapen gemaakt en nu broebelt de gas naar omhoog als een gas verkwistende scheet in de nochtans loepzuivere Oostzee nabij Zweden en Denemarken. Om maar even aan te geven dat het eigenaardige tijden zijn. Maar ik had het over de smalle straatjes van Eeklo en over het dorp van Sleidinge waar mijn prachtige moeder woont. Ik dool in mijn Meetjesland en ik denk aan al die dingen. Ik voel me geen Nick Cave, maar wel een beetje Nik Kaaf of Julien Cavegems want Julien is als voornaam zoveel meer Meetjeslands, you know? Ondertussen vechten we als leeuwen en zeveren we erop los als een bende kippen zonder kop die de oorlog niet meegemaakt hebben.

Bomma

Vandaag moest ik denken aan de onlangs overleden lokale ondernemer Luigi Buysse zijn vader, oprichter van de bouwmaterialenfirma ‘Beton Buysse’, die het Liefken nog kende als echt kanaal en stenen liet vervoeren vanuit Doornik en Gent over de Lieve naar de Boterhoek in Lovendegem om dan met paard en kar te laten vervoeren naar de Weegse in Sleidinge nog geen twee kilometer daar vandaan. Of over de oorlog en hoe die kanalen een cruciale rol speelden in een poging de Duitsers te stoppen. Maar tegen hun overmacht en hun geloof in de Nieuwe Orde viel weinig te beginnen. Wij hadden God en rechtvaardigheid. Daar kom je ver mee in het leven. Dus wonnen we uiteindelijk die oorlog. Na veel bloed, zweet en tranen. Blijf eerlijk met jezelf, zei mijn bomma zaliger altijd. Ik denk dat ze gelijk had. En meteen daarna stuurde ze me om een mand hout om ’t stoofken weer wat extra calorieën toe te dienen. Dat waren gouden tijden. Ik mis mijn bomma, pépé en mémé. Maar die tijden zijn nu een beetje terug. Gezellig, toch? Spreeuwkes vangen. Het is allemaal maar één, twee of drie generaties geleden: het Liefken als kanaal, de fabriek en kerk als motor in het dorp, de textielindustrie langsheen de spoorweg tussen Gent en Eeklo, de meersen en gastels vol water waar we tijdens de winter konden op schaatsen, het plukken van spruitjes in de late herfst en het slachten van het varken op het einde van het jaar om dan, hoopvol op een nieuwe moestuin vol vruchten en de nieuwe patatjes, met haring de rest van de winter door te geraken. We dachten dat we met wifi en het internet in een ander tijdperk zaten. Ho maar! We gaan toch onze plan moeten leren trekken. En strijden als dappere Oekraïners om onze duur bevochten vrijheden vast te houden zodat ze niet als zandkorrels tussen onze vingers glijden.

Nadenken over tweedekkers en torens zonder functie

“Zo’n platenzaak waar nog heerlijk aan de comptoir gekletst wordt”

Niet zo lang geleden liep ik door Bologna. Ik was eventjes alleen aan het ronddolen en kwam in een platenzaak terecht waar nog heerlijk aan de comptoir gekletst wordt over muziek, over producties en over vinyluitgaven vroeger en nu. Ik graaide er in de Italiaanse bakken en had al vlug een gele van Paolo Conte in mijn handen. Eéntje op 500 exemplaren en op één of andere manier kon ik het kleinood niet meer lossen. Even later stond ik opnieuw buiten met de gele van Conte in mijn beide handen. Een cappuccino later doolde ik verder.  Wist je dat de Kapucijnen hun naam gaven aan deze koffie met opgeklopt melkschuim? Ik link lekkere koffie nochtans niet met paters noch met nonnen. Maar dat zou me te ver leiden.

Cisterciënzerinnen

Leiden, inderdaad. Leuven ook. In Bologna hangt die voornaamheid van een universiteitstad. Dat plechtstatige en die door rood gedomineerde gebouwen. De Italiaanse drukte en een vriendelijke Parisien die me in het Engels bedient maar al gauw door de Franse mand valt en eens blij is om geen Italiaans en geen Engels te hoeven praten. Wij, Nordisten, verstaan elkaar n’est-ce pas? Dat ik in Florence 55 euro voor een dagje parking moest betalen? “Dat zouden ze zelfs in Parijs niet durven”, riep hij uit. In Bologna doet men dat niet. Ook dat verzekerde hij me. Ik geloofde hem op zijn woord. Ze hebben hier hun moment van Babel en pretentie al eens gehad. Rond 1200 moeten hier 180 vierkante torens in het centrum gestaan hebben, voor dezelfde onbekende reden als dat er nu nog in San Gimignano staan maar ook minder dan in de vroege middeleeuwen. Ik herken één zo’n toren. Scheef als die van Pisa. Schever zelfs. Maar niet zo welgevormd als de Pisaan.  Ik wandel ook binnen in de Sint-Stephanusbasiliek. Ik zie meteen hoe oud het ding is, niet zo oud als de mozaïeken in Ravenna maar toch heel oud. Een beetje als het kloostergebouwtje van de voormalige cisterciënzerinnen in Oosteeklo eigenlijk. Geschiedenis ademend. Wellicht een paar keer op de tocht gestaan voor definitieve afbraak en toch overlevend.

Barrière

Of zoals de tweedekkers die ik laatst over Wevelgem zag scheren bij het optreden op het terras van Cultuurcafé De Barrière. ‘Kaak, kaak, nen twiedekker!’  Ik, de kwekker. Waarom vertel ik dat allemaal? Ik weet het ook niet. Ik weet alleen dat ik graag vertel. Sommigen horen het liever niet, dat merk ik soms op zo’n terras. Anderen luisteren wel naar de woorden, net zoals ik zelf graag naar verhalenvertellers en hun woorden luister. Zoals Tom Lanoye me deze zomer boeide met ‘De Draaischijf’ en zoals professor Hendrik Vos me met zijn ‘Dit is Europa’ meeneemt door het labyrint met namen als Schuman, De Gaulle, Schmidt, Tindemans, Spaak, Monnet en zovelen meer. Tijdgenoten van mijn mémé, mijn ouders. De tijd vliegt, maar ik hoop dat onze verhalen blijven. Positieve verhalen, verhalen van hoop, ontroerende verhalen die ons toch iets leren. Dat we het over de frontnachten van de Eerste Wereldoorlog mogen en moeten hebben bijvoorbeeld. Maar dat we dat moeten doen met eerbied voor de gesneuvelden en ontzag voor de immense vrijheid waar wij momenteel in dit stukje Europa van Bologna tot in Watervliet en van Lodz tot in Nijmegen, Dundee en Belfast over beschikken. Ik noem maar zo wat steden, hoor. Dat we dat moeten koesteren. Daar denk ik dan allemaal over na, terwijl ik mijn gele van Conte nog eens draai, de knop 33 nog eens juist zet en zachtjes de naald op de vinylplaat uit dat winkeltje in Bologna laat dwarrelen.

Nadenken over oorlog en de Godverdomse zin ervan

“Dat Smeagol Oekraïne zou binnenvallen, hadden we niet gedacht.”

Op 24 februari is mijn zijn, mijn hebben én houden, door elkaar geschud omdat plots iemand uit Moskou moest terugkeren waar ik enorm veel van hou. Verder geen details maar het was een eng mannetje dat zich ergens schuil houdt in een afgelegen kasteel tussen Moskou en Sint-Petersburg dat hier, onder invloed van patriarch Kirill en nog enkele andere gekken, over beslist heeft.

Rechter bovenarm

Dat het enge mannetje een moordenaar was, had president Joe Biden al met zoveel woorden laten verstaan. We wisten het. Maar onder andere Tsjetsjenië, Georgië en Syrië zijn ver-van-onze-bed-shows en we hadden met al onze luxe hier wel andere katjes te geselen. Hoeveel pinten op zaterdagavond, hoe haal ik katje Lee terug uit Peru en de pijn die zo’n vaccinprik veroorzaakt in de rechter bovenarm bij het gestrekt groeten van de grote leider. Dat soort belangrijke dingen.

In elk geval, dat Smeagol Oekraïne zou binnenvallen en op alles en iedereen zou schieten, kinderen en vrouwen inbegrepen. Dàt hadden we niet gedacht. Die waanzin heeft op 24 februari voor ons allen de orde van de wereld door elkaar geschud en zoals die kadukelijk kwaadaardige kabouter nu bezig is, lijkt het niet alsof het op korte termijn alleen maar beter kan gaan. Wel integendeel.

De maskers!

Er zijn ondertussen wel wat maskers afgevallen. Filip De Winter, om er maar één te noemen. Cowboy Orban uit Hongarije ook. En een schare fans die in 1940 ook weinig moeite nam om zich te informeren over de échte bedoelingen van de führer, lees ‘De Opgang’ van Stefan Hertmans en u weet wat ik bedoel. Het Rode Leger, met het rood van bloedvergieten deze keer, staat nog niet in Arlon maar er hebben er wel al hun bloot gat gekeerd om direct door de bezetter ‘genomen’ te kunnen worden. In elk geval wil ik 2 dingen niet doen: de naam van het enge mannetje noemen en alle Russen over één kam scheren. Het is mijn heilige overtuiging dat het mannetje als Khadafi of Saddam kan eindigen en dat Rusland binnen enkele decennia kan deel uitmaken van de Euraziatische Unie, de EU, de grootste democratische ruimte ter wereld. Het kan. Dat hebben de Duitsers al eens bewezen.

Ik weet ook wel zeker dat de Russen, net als de Turken trouwens, daar ook toe in staat zijn. Er zal water door de zee moeten vloeien, er zullen nog helden nodig zijn zoals de Oekraïners die momenteel vechten als leeuwen. Misschien zullen wij zelf nog meer voor onze liberale democratie moeten strijden. Maar ik geloof er in. En dàt geloof heeft tussen 24 februari en nu een flinke knauw gekregen.

Vogel

In ieder geval, ik heb in die moeilijke periode die prachtige vogel ‘De Adelaar’ met mijn vrienden van Woesten, klank- en beeldtovenaar Johan Engels en mijne maat-kunstenaar Giovanni ‘GiO’ Declercq een nieuwe dimensie gegeven. Het beest is al zovele malen misbruikt door fascisten maar het stond ook op de rug van mijn kameraad Dirk De Muynck uit Waarschoot, want Lievegem bestond nog niet, die in 2014 in de USA plots de geest heeft gegeven maar altijd stond voor: vrijgevochten zijn, het hart op de tong, carpe diem… de échte Adelaar.
Meer nog, ik heb mijn woede en verdriet ‘weg’ geschreven met een reeks gedichten. En deze mogen wat mij betreft onthouden worden. Voor wie ze wil onthouden. Kus.

Slangeneiland – Woesten B.A.R.D. 25 februari

Dertien jonge soldaten op een eiland in de zee
Praten met een oorlogsboot en willen niet echt mee
Go fuck yourself tegen de kapitein en nog niet even later
Een bom, explosie, marsepein, hun dromen in het water

Dertien jonge soldaten, op een eiland in de zee
Dertien jonge soldaten en Europa wilt niet mee

Dertien jonge soldaten zitten met hun lief
Aan de Zwarte Zee, hun kind, hun hartendief
Go fuck yourself tegen de kapitein en nog niet even later
Een bom, explosie, marsepein, hun dromen in het water

Dertien jonge soldaten varen met de oorlogsboot
Ze vliegen in de nor, nog slechter dan de dood
Go fuck yourself tegen de kapitein en nog niet even later
Een bom, explosie, marsepein, heldendom voor later

Yelena Osipova – Woesten B.A.R.D. 3 maart

Ze zijn met vliegtuigen in de torens van New York gedoken
En toch zijn we recht blijven staan
Yelena heeft tiran na dictator na despoot moeten overleven
Toch is ze steeds voor de kunst gegaan
Met vier agenten, zwaar bewapend
Het oude vrouwtje van haar stoel getild
En toch heeft niemand in haar leven
Haar blijvende honger naar waarheid gestild
Omdat we weten dat er, meestal op het einde,
Toch een lichtje komt, een kans op wereldvrede.
En een straf voor de kampbewaker en moordenaar
Onder wie de mensen hebben geleden.

Roman Bezus – Woesten B.A.R.D. 7 maart

Roman scoort die laatste minuut, eenzame Gentse soldaat
Patriot, talentvol rekruut, wat hij ook doet, voor vrede te laat
Gantoise scoort en wint, maar ik voel verdriet
De smaak van een slechte pint, door de oorlog proef ik het niet
Ik weet dat we moeten vertrouwen en dat de waarheid naar boven drijft
Dat we op puin zullen moeten bouwen, maar het is de pijn die bij me blijft.

Vladimierke – Woesten B.A.R.D. 16 maart

Hoe ‘vernederd’ moet een man zijn om Kyiv te bombarderen?
Eén van onze Europese steden met een roemrucht vikingverleden.
Waar vrouwen en kinderen moeten vluchten, hun man en papa achterlaten.
Als ongewenste soldaten, in een moeras van een donker heden.

Hoe ‘aangevallen’ moet men zich voelen om zelf havens aan te vallen?
Aan de Zwarte Zee waar geen zinnig Oekraïner op u zit te wachten.
Hoeveel eer vindt een ‘krijger’ in raketten sturen naar appartementen?
In doodslag, kindermoord, plundertochten, een nieuwe natie verkrachten?

Is het niet raar dat velen onder ons de Russen toch nog naar waarde schatten?
Hen blijven koesteren en dat wij nu, via uw trotse volk, op vrede hopen?
U bent een mens, wij ook, wij zien u graag. Op de rechtbank in Den Haag.
Wie denkt nu écht dat uw militaire doelen niet op protest, op walging lopen?

Journalisten Mstislav Tsjernov en Evgeni Maloletka – Woesten B.A.R.D. 22 maart

De lafaard heeft hen op een hitlist gezet
Omdat het beeld niet liegt, omdat de waarheid kwetst
Maar zoveel minder dan een kruisraket

Ze zijn in Marioepol gebleven
Omdat de dokters huilen en de baby’s sterven
Hebben zij audiovisuele geschiedenis geschreven

Omdat na Ieper, Rwanda, Sarajevo en Aleppo dit niet meer mocht
Gebeuren in het zon- en ochtendlicht, het beleg van Leningrad, zo dicht
Hebben zij, die schrijvende helden, het ultieme gevaar opgezocht

Waarom? Why? (met de vallende Vietnam-soldaat)
Wir haben das nicht gewüsst
Wie het past, trekke het schoentje aan
Met géén enkel recht heb jij, lafaard, deze misdaden (‘militaire operatie’) begaan.

Boris Romantsjenko – Woesten B.A.R.D. 23 maart

Boris is dood. Waarover nog onderhandelen?
Vier nazikampen overleefd, bommen op Kharkiv stuurden hem wandelen
Waarover praat je nog met moordenaars?
We stoppen met negotiëren en branden een kaars

We wachten tot iemand van hen het ziet
Blind aanvallen en alles doden wat beweegt, dat doet men niet
Boris werd 96 jaar. In 1926 geboren en dus in volle strijd met Hitler al bijna 20 jaar.
Toen volgden Stalin, de Koude Oorlog, relatieve Oekraïense rust en kwam Smaegol klaar

Voor de rust van Boris wil ik graag bidden en zingen
Ik wil met de gewone Rus hierover spreken maar geen andere dingen
Boris is dood. Waarover nog onderhandelen?
Als dit afschuwelijke regime nog iets van ons wil, sturen we ze wandelen.

Van Lissabon tot Vladivostok – Woesten B.A.R.D. 9 april

Wel ja, ik ben een atlantist, van Lissabon tot Vladivostok
Ik verklaar me even nader, het hemd is nader dan de rok

Stel u voor, allemaal democraten, met vele kleuren en ook wel wat gaten
Dat maakt van mij, de atlantist, in Vladivostok meteen een pacifist

Sta me toe dat ik verdedig, wat me dierbaar is, een mensenrecht
Dat ik vecht tot mijn laatste snik, geluk voor iedereen maar dan écht

Von der Leyen, we moeten uitbreiden, alleen zo komt een einde aan het lijden
Van Lissabon tot Vladivostok, democratische ruimte tot het einde der tijden

Ik nodig hen uit. Ik, de atlantist. Van Lissabon tot Vladivostok.
Democraat tot in de kist. Want, mensen, het hemd is nader dan de rok

Dokter Joelja Pajevska – Woesten B.A.R.D. 20 mei

Joelja uit Marioepol verzorgt de kinderen, en soldaten, Oekraïners maar ook Russen.
Ze gaat voor levens en filmt intussen.
Wat een gruwel, wat een schande. Haar stad, waar plots het Kremlin landde.

Haven als het was, zo goed als verdwenen, nog slechts schaduw, plek om te wenen.
We kennen nu ook bommentapijt, lachend gedropt, geen greintje spijt.

Nu goed, enkele maanden verder, maar niemand weet waar Joelja is.
Ze gaf haar filmpjes mee in een tampon, haar beeld heb ik nu, het is zij die ik mis.
Ik blijf het maar volgen, en vragen staat vrij. Wie moet er nog sterven en volgen in rij?

Zanger Joeri Sjevtsjoek – Woesten B.A.R.D 25 mei

Hij stond op het podium, ik ken die plek
Hij moest iets zeggen over de gek
“Onze Julius Caesar”, riep hij luid
“A loaded question”, bezorgdheid geuit

“Het Moederland, bedelende oma in ’t treinstation!”
“Het Moederland”, schreeuwde hij uit toen het nog kon
Wat zangers doen, is vragen stellen
Stilstaan bij ’t leven, zonder lessen te spellen

“Napoleontisch” en “Mensen sterven”
Beducht voor de toekomst die hij als Rus zal erven.
Ze juichten hem toe, zijn band DDT
En even later namen de flikken hem mee….

Roman Ratushnyi – Woesten B.A.R.D. 17 juni

De jongen stond als 16-jarige held op het Maidanplein op de barricade
We zijn Kyiv 8 jaar later en de strijder van toen is nu oorlogschade
Een jongen van 24 met idealen, dood door één der grootste schandalen.
Ik zie zijn gezicht en ik moet denken aan wat zo een toekomst ons, mensen, moet brengen?
Een toekomst met wapen, gescheld en geweld
Een lijdende wereld wiens dagen zijn geteld
Waar zijn wij mee bezig? Wat doen wij verkeerd?
Zijn onze dromen begraven? Hebben wij lessen geleerd?

Nadenken over De Zes van Gent

“A hell of a bullet is gonna be shot”

A hell of a bullet. De nalatenschap van Koen Wostyn aan rock ‘n’ roll-land Vlaanderen mag niet onderschat worden. Zijn song blijft zich in mijn hoofd herhalen en, ja, ik ben tevreden dat ik er 32 jaar geleden enkele keren bij was toen De Zes van Gent als musicerende tegenhangers van hun mode-collega’s in Antwerpen op het podium kropen in de Vooruit en in de Lodejo, wat in mijn hoofd ‘het grootste jeugdhuis van Vlaanderen’ werd genoemd.

Leo Martin

Daar stonden ze dan. Gisterenavond. Op de plek waar Romain De Coninck het Gents volkstheater in leven hield en waar Leo Martin als orkestleider tussen de schitterende deuntjes jazz en Louis Armstrong door, zijn eerste moppen begon te vertellen. Al was hij, naar mijn bescheiden mening, toch beter altijd bij de jazz gebleven. Op deze sacrale Gentse artistieke plek wilden Geert Bonne en Peter Ysabie de magie van toen, 1990, nog eens over doen.

Splinter

En dat het gelukt is, jawel. Het was ontroerend mooi. Het was heerlijk eerlijk. En bij momenten ijzersterk. Ik denk dan altijd aan Bruno Deneckere en The Pink Flowers. Maar toen bij Cobus & Splntr plots een gitaar ten tonele verscheen midden de eerlijk Gentse hiphopbeats, Froze met papa Lieven Tavernier en Bruno het veld pakt of Air Mines me bij wijlen terug brachten naar The Grateful Dead en rockgoden van de jaren zeventig, toen wist ik het wel zeker. Er zat magie in de lucht.

De filmplekken

Die film die Geert en Peter maakten met Lieven Vanoverbeke. De plekken en de gezichten van al die mensen. Ik ga dingen vergeten maar was van mijn sokkel geblazen door de magie, alweer dat woord, of elektriciteit tussen Armand van The Laroids en Fred Maenhout van The Candy Dates. Les Charmeurs charmeerden door de bassiste, dochter van Beuntje, en bij Lieven dat vleugje Smiths dat nog steeds aanwezig was. Tom Wolf pakte heel kort en krachtig met een Nederlandstalige tekst de hele zaal in zoals hij dat vanouds deed, bijvoorbeeld op het Stemme Festival in Sleidinge toen ik nog piep maar piepjong was. En Michel Goessens sleurde, symbolisch, die éne persoon op het podium die er had moeten zijn maar helaas eerder al een afspraak had met de hemelpoorten. De Boze Wolven jankten. Met bassist Wout en drummer Geert voor even herenigd. Ik denk dat hij zag dat het goed was. En de wijsvinger naar hierboven, voor Tiny Legs Tim, was meer dan op zijn plaats.

Pluche

Ik zat daar heel gelukkig te wezen in het rode pluche van een stukje Gentse kunstgeschiedenis. Mijn prachtige vrouw Leen ook. De hele avond met die betoverende glimlach van haar op de lippen. Toeschouwer zijn van zo’n spektakel, daar kan je alleen maar dankbaar voor zijn. Ik ben blij dat ik er bij was. Toen. En nu. En duimen omhoog voor het jonge talent dat ik nu leerde kennen en zal volgen zoals ik dat jarenlang met Luc De Vos en Bruno Deneckere heb gedaan, als fan, in mijn rol als stille toeschouwer. Da’s een dure belofte.

En, o ja, ‘we’ hebben met Woesten destijds ook al eens een film gemaakt, die het onderwerp even aansneed.

Interview met Willem Depraet (The Evil Pony’s) uit 2012. Rock ‘n’ roll Niemandsland

“Aan de toog van het jeugdhuis ontstaan de wildste ideeën”

Wat een prachtig zicht hier. Ik sta op het mooiste plekje van het krekengebied. In Kantijne, Sint-Laureins. Waar het Hollandersgat en de Blokkreek elkaar innig kussen. Op de Blokkreek doemt uit de mist het eilandje met riet op dat zich jaren geleden al van de oever afscheurde en heel langzaam in de kreek verder doolt op zoek naar liefde. En net achter dat eilandje zie ik beweging. Een koude stilte. Uit de nevelslierten doemt plots een middeleeuwse drakkar op. Het Vikingschip komt bedreigend dichterbij. De angst slaat in mijn keel. De Noormannen zijn terug. Maar ik vergis me schromelijk. Ik hoor vrolijke metaldeuntjes en geschifte slierten tekst. Uit de onderwereld is opperviking Willem Depraet opgestaan, één van de mannen achter Club Klunen en Meetjesland Rockt. Willem is een echte metalkenner maar ook gitarist van The Evil Pony’s en Heidrun. Zijn vervaarlijke metgezellen en ‘partners in crime’ zijn Tom Eysermans en Manu Vermeersch, die met hem ooit de gevaarlijkste schaatsclub aller tijden hebben opgericht. Ik wil er alles over te weten komen.

Elfstedentocht

Ik moet eerlijk bekennen: ik dacht dat er achter de naam Club Klunen één of andere gevaarlijke Scandinavische mythe schuilging met botergeile slavinnen, bebloede zwaarden en omgekeerde kruisen. “In realiteit is de naam verzonnen achter de toog en staat klunen gewoon voor ‘het wandelen met schaatsen op verharde grond’ zoals we het kennen uit het Friese schaatsjargon”, vertelt Willem Depraet lachend. Een ode aan de Elfstedentocht, dus eigenlijk. Een heavy metalgenootschap met de naam van een… schaatsclub? Het kan nog gekker in deze wereld. “Aan de toog van het jeugdhuis ontstaan de wildste ideeën”, bekent Willem Depraet droogjes. “De bloeiende rockscene in onze streek is ontstaan door het verenigingsleven in de dorpen. Bijna elke gemeente heeft hier nog een jeugdclub. En het zijn net de creatieve en alternatieve jongeren die jeugdhuizen opzoeken. Dat zorgt voor het voortdurend opborrelen van leuke initiatieven. Het is aan de toog van die jeugdhuizen dat die jongeren elk met hun passie voor gelijk welke muziek, hoe extreem ook, terecht kunnen.” Ziezo, de toon is gezet. Willem en zijn vrienden mogen dan al enige waanzin uitstralen. Er zit achter die waanzin wel een concept. Tijd voor een pintje.

Vader

“Als twaalfjarige ging mijn interesse vooral uit naar sport. Ik speelde basket. Maar het is via Aaron Overmeire, nu een triatleet bij SMO, dat ik Guns N’ Roses leerde kennen. We wisselden daar cassettes van uit en kochten een T-shirt. We richtten prompt de Fanclub Guns N’ Roses Eeklo op. Het was de tijd van Nirvana, het commerciëlere werk van Metallica, The Offspring en Ugly Kid Joe. Aaron is daarna meer naar de hiphop toegegroeid. Ik zou het later meer richting extreme metal gaan zoeken. Maar op dat moment werd ik me wel bewust van muziek en daarin had ik altijd een voorkeur voor het hardere genre. Rammstein heeft voor mij definitief de ogen open gedaan en me richting extremere metalgenres geduwd.” In de tijd van hun gezamenlijke 100 dagen kwamen Manu Vermeersch en Willem Depraet opnieuw met elkaar in contact. “We kenden elkaar van in de lagere school. Maar de korte begroeting ‘Yow Willem’ in de toiletten tijdens de 100 dagen, betekende de nieuwe inwijding van een vriendschap. We spraken af om verschillende festivals te gaan afdweilen. Heerlijk was dat. Zo nam Manu mij en Tom Eysermans mee naar het No Mercyfestival waar ze in de ene tent grote metalnamen als Immortal en Cannibal Corpse op het podium geplaatst hadden en in de andere tent mainstream rock zoals Gorki en Dog Eat Dog. Vooral die laatste kon ik in die dagen wel smaken. Maar toen Manu me naar de andere tent meenam, ben ik er niet meer buiten gekomen. Dat was hét van hét, voor mij. Het optreden van Vader heeft me de extreme metal ingetrokken. Dat crowdsurfen, die overgave van de groep en van het publiek, die sound,… Fantastisch.” Zijn ogen blinken.

Meetjeslands Metalfest

“En het was net de passie voor die muziek die niet compatibel was met de softe muziek die ze toen in de jeugdhuizen draaiden. We gingen heel graag naar het jeugdhuis, naar de Patjelli’s, ’t Kabêterke of naar The Lords. Maar ‘onze’ muziek konden we alleen thuis of in kleine groepjes beluisteren. We moesten zelf iets doen: Club Klunen. Ik weet totaal niet meer hoe we op die naam gekomen zijn. Maar onze eerste actie was de fuif ‘Klunen op het Strand’ in N9 Villa. Ik heb dat samen georganiseerd met mijn zus Jasmijn, met Manu en met Tom. Een succes, tot onze eigen verbazing. Blijkbaar waren er nog heel wat jongeren die nood hadden aan fuiven met extreme metal, met de muziek die ze in het traditionele jeugdcafé of jeugdhuis bijna nooit te horen krijgen. Het was om ter zatst en om ter hardst. Dit moest een vervolg krijgen en we droomden ook al van optredens.” Het wordt even stil. “Alleen zagen ze dat bij de N9 niet echt zitten om zich in de metalwereld te gaan begeven”, zegt Willem met een zachte glimlach. “Maar we wilden ook meer dan fuiven alleen. Zo is het idee van het Meetjeslands Metalfest ontstaan. In 2004 hebben we het voor de eerste keer in de toenmalige N9-zaal in Cinema Astrid aan het Station georganiseerd. We hebben vijf edities gekend. Belgische bands en buitenlandse namen. Op de eerste editie speelden alleen Meetjeslandse groepen. Aan alle edities hebben we fantastische herinneringen. Uptempo Bluesmachines met zanger Tim die het publiek bespeelde alsof het niets was. Een vernieuwend geluid. Het Nederlandse Goddess Of Desire met fakkels en een ‘specialist’ pyrotechniek die helaas nog nooit van een brandblusapparaat had gehoord. Het leek even alsof de gordijnen van de zaal ei zo na in de fik stonden. Muzikaal hoogtepunt was Blood Red Throne uit Noorwegen waar ik zelf nogal fan van ben. Ook de afterparty was dikke fun. Al heeft de band zich nog uitvoerig verontschuldigd voor een ‘rituele teruggave van etenswaren via de mond aan de grond’ in het hotel. Best grappig allemaal. En ik denk ook met veel nostalgie terug aan de drie optredens die de locale helden van Days of Betrayal er brachten. Het begin van een reeks optredens in binnen- en buitenland. Belangrijke band voor de streek!” Manu Vermeersch zet net als bloedbroeder Willem Blood Red Throne meteen op één. “Maar ik vond Garmenhord ook super. Vooral tekstueel heel interessant met ‘oud-Vlaamsche teksten’ over het Meetjesland. Magistrale songs ook: ‘Het Meetjesland Marcheert’ en ‘Al Onder Den Bevende Hazelare’. “ En wat dacht je van de hilarische songtitel ‘De Craekende Cwaedebosschen bey naghte’. Ik rij ’s nachts met mijn fietsje ook vaak door de Kwadebossen in Waarschoot. Ik kan er me iets bij voorstellen.
“Ik wil ook nog even mijmeren over Destruction. Niet omdat het een goed optreden was maar vooral omdat de zanger een ongelofelijke eikel was. Naar zijn fans toe heel vriendelijk allemaal, maar voor organisatoren een echte ‘pain in the ass’. Hij wou een driesterrenhotel in zijn contract, trad niet op alvorens zijn lichaam doordrongen was van bepaalde substanties. En hij vond het ook nodig om bij andere bands die dag allerlei eisen te stellen zodat hij er het beste zou uitkomen. Man…”

Drive

Maar Manu ziet het niet zwart/wit. “Er was ook de Limburgse metalformatie Desparation. Die mannen waren daar zo vroeg en hadden zo vlug opgesteld dat ze hun set wel drie keer na elkaar speelden waarbij het publiek alle kreten en refreinen van achter naar voor konden zingen.” Tom Eysermans zag op het Metalfest The Lucifer Principle spelen. “Een enorme drive en de allereerste metalband met contrabas”, zegt Tom. “Verder: Panchrisia. Wat mijn eerste kennismaking met death- of black metal betekende. Het verschil tussen beide is me nog steeds niet geheel duidelijk. En ook wat mij betreft: Garmenhord en Goddess Of Desire.”
“Naast het festival hielden we in die periode ook maandelijks Club Klunen Café in het zaaltje naast Patjelli’s, waar nu de frituur is”, vertelt Willem Depraet nog. “Daar konden we met zo’n 30 man binnen. Dat was altijd ambiance. We hadden er boormachines aan de muur gehangen en zo. Duistere sfeer, machtige muziek.” Belangrijke naam in heel dat Meetjeslandse metalgebeuren: The Difference. “We volgden die overal, met bussen zelfs, tot in Nederland. Dat waren heerlijke uitstapjes. Zuipen en flierefluiten à volonté. Die Nederlandse vrouwen waren gek op ons. Daar heb ik één en ander gezien. Ongelofelijk.” Ik hoor het. Ik heb iets gemist. “Je mag gerust zijn. The Difference is een fantastische groep. Muzikaal en ook qua aanhang. Ongezien en enorm belangrijk voor de streek.” Nog een pintje? Willem knikt. Mijn knieën ook.

The Evil Pony’s

En van het één kwam het ander. Aan de toog. Wat had je gedacht? Tussen pot en pint ontstond het idee om een eigen metalband op te richten. Na een CD-voorstelling van The Difference nota bene. “Met Steven Mervielde op drum en Manu als zanger. Het was onze droom om een Meetjeslandse schlagermetalband te worden. Manu had als projectnaam ‘Evil Monastery’ in zijn hoofd. Ik dacht eerder aan ‘The Pony’s’. Dat zijn dus The Evil Pony’s geworden”, grinnikt Willem. “Onze eerste nummers zijn op zondagmorgen gebrouwen. Stel je voor. SM Zolder. Ons eerste liedje. Toen nog zonder bassist. Ons eerste try-outoptreden deden we op een barbecue bij Manu. Meteen een schot in de roos.” De zoektocht naar een bassist verliep niet over rozen. “Een bloedmooie vrouwelijke bassiste, dat was de ultieme droom. Uiteindelijk zijn we terecht gekomen bij Sven Bauwens, sessiemuzikant, uitmuntend gitarist en uitbater van muziekwinkel Sonnor in Eeklo. Sven is ons toen ter hulp gesneld. Voor eventjes, had hij gezegd. Hij speelt er nog altijd bij. Het rare van The Evil Pony’s is dat het nooit serieus is geweest, dat we nooit optredens ronselen en dat we nooit promotie voeren. En toch, het loopt als een trein. Het enige wat we wel relatief ernstig nemen is de muziek zelf. Het moet ‘af’ zijn, het moet strak zijn, het moet in orde zijn. Ik ben daar een hele strenge in. Onze eerste producer van de eerste demo was een reggaefan. We hebben zeven nummers ingespeeld maar er schieten er maar vier meer van over. Dat was een ramp, we klonken verdorie ‘reggae’. We hebben dan de opnames kunnen recupereren en het boeltje zelf gemixt. En voila, onze eerste demo: ‘Obsceen, gemeen en vies van iedereen’. De 100 exemplaren die we ervan verdeelden waren in geen tijd uitverkocht.” En toen kwam de eerste CD ‘Mee een muile gelijk ons est altijd keirmesse’. Die hebben we opgenomen bij CCR in Zulte tijdens uren die we parallel gehuurd hadden met The Difference. We willen een catchy geluid en rechtdoor spelen. Muziek moet rollen. En het loopt als een gesmeerde ketting. Nochtans hebben we elk onze eigen smaak. Sven houdt meer van gitaristen die ongelofelijk goed en snel kunnen spelen à la Satriani en Steve Vaï. Steven is een progrocker. Manu verkiest grind, death en trash metal. En ik heb een brede interesse van Tool tot extreme black metal, eigenlijk. Maar dat lukt wonderwel. We leggen de lat voor onszelf vrij hoog. Want je kunt geen organisatoren teleurstellen, vind ik. Het moet goed zijn. Bovendien zorgt onze frontman Manu voor de nodige fun en show. Heerlijk. Het mooiste compliment dat we ooit kregen was na een akoestisch optreden in De Bakkerei in Eeklo, van een oudere man in het café. Hij zei dat wij ‘de moderne Tamboers’ waren. Blij als een kind, toen ik dat hoorde. ”
Maar Willem zoekt ook uitdaging in de genres waar hij zo verzot op is. “Om meer ‘mijn ding’ te doen, speel ik ook bij Heidrun. Alweer op café begonnen”, lacht Willem. “Met Bart Verhé van het ter ziele gegane Days of Betrayal, Tim Matthys van Devastation, zanger Andy Windels en Gio Matthys, later vervangen door Bart De Decker. “ Heidrun is echte black metal, uit de zwartste ziel van het Hoge Noorden, uit Vikingenland. “Veel technischer, zwaarder maar tof om te doen. Als het maar spelplezier uitstraalt! Ondertussen hebben we al leuke dingen gedaan.”

Namen noemen

We zijn nogal zot van lijstjes. Met Willem, Manu en Tom hebben we drie kenners te strikken die toch al heel wat talent zagen voorbij zoeven door het Meetjesland. Ik pols naar de toekomst. Willem heeft drie namen klaar. “Carrion is een jonge band met sterke muzikanten. Een zanger met een sterke strot en schitterende podiumprésence”, aldus Willem. “Nog een aanrader: Strych.Nine met Maldegemnaar Jeroen Foré die enkele ervaren rotten uit België en Nederland rond zich verzamelde. Een krachtige mix van moderne en groovende metal. Leden van Crimson Falls, Leaves Eyes, Morda, Polluted Inheritance en Spoil Engine zouden ons bijna de term ‘superband’ in de mond doen nemen. Anti-Icon ligt momenteel op zijn gat. Maar deze band of de bandleden ervan komen wellicht nog met heel interessant materiaal naar buiten. Metalcore en op grafisch vlak heel verzorgd.”

Brengt ons meteen ook bij de persoonlijke top vijf uit de streek ‘all time’. “Voor mij zijn dat The Difference, Bataklan, Headmeat, Garmenhord en Days of Betrayal”, zegt Willem. Bij partner-in-crime Tom Eysermans wordt dat dan: Grown Apart, Garmenhord, The Evil Pony’s, Uptempo Bluesmachines en Powerstroke. Bij Manu Vermeersch horen we gelijkaardige geluiden. Zijn lijstje ‘all time Meetjesland’: Grown apart, Bataklan, Devastation, Heidrun en Garmenhord.

“Het belangrijkste wat een groep moet doen bij mij is een glimlach op mijn mond toveren”, filosofeert Manu. “Mij zin doen krijgen in een spelletje ‘air guitar’ of ‘air drum’. En dat geldt voor gevestigde waarden net zo hard als voor beginnende groepjes.” We zouden het zelf niet beter kunnen omschrijven. Manu neemt ons meteen mee naar de essentie. Tom beaamt. “Muziek moet voor mij daarom niet direct goed gespeeld zijn. Ik kan daar geen oordeel over vellen. Maar een band moet mij wel nieuwsgierig maken en mij raken op een positieve manier. Dan kunnen we verder praten”. Glimlach op het gezicht. Een duivelse lach doet het krekengebied rondom ons plots verduisteren. Maar de duivel is een humorist. En hij steekt meteen opnieuw het licht aan. We mijmeren ook met Club Klunen nog eens over de voorbije Cirque Constance-jaren waarvoor zij altijd het metalgedeelte verzorgden, ideetje van Jurgen De Wever trouwens. “Ik vond Idealus Maximus, The Evil Pony’s en Alkerdeel de leukste Cirque Constance-deelnames”, zegt Tom beslist. Voor Manu waren het dan weer Alkerdeel, Devastation en Uptempo Bluesmachines. Bij Willem Depraet blijft vooral de moddereditie van 2010 hangen. Ik was er bij. Het was Parijs-Roubaix en toen net over de kreken even het licht uitging, dacht ik er al aan terug. “De normale locatie was volledig overstroomd”, lacht Willem uitbundig. “Maar ook bij de ‘alternatieve locatie’ bleek niet alles van een leien dakje te lopen.” Geef toe, iedereen in de streek die rillingen over de rug kreeg van de Pukkelpopramp in 2011, heeft toch ook even beseft hoe we daar in 2010 in Kaprijke door het oog van de naald zijn gezwommen als kleine maar hardnekkige spermatozoïdekes. Maar dit even geheel terzijde de ‘meninghe van den schrijver’. “Ik had toen de anciens van Damage Case gevraagd”, vertelt Willem er nog over. “Dat heeft me achteraf nogal wat pinten gekost. De enige manier om de instrumenten op het podium te krijgen was via een lange rit op de quad.” Rock ’n roll op zijn Constancekes zeg maar. “Het meest legendarische metaloptreden van Constance was Devastation. Zonder twijfel. Retestrak. Nog nooit zoveel vrouwen in de pit gezien als toen. En er lopen er nog rond met een blauw oog, vrees ik.” Een duivels lach doet het krekengebied opnieuw verbleken. “Zelf hebben we er met Heidrun, mijn eigen band, ook een fantastische anekdote beleefd. Onze zanger Andy had nog niet zoveel podiumervaring en een ‘steuntje in de rug’ nodig. Een fles Jack Daniels bracht soelaas. Hij strompelde na het optreden het podium af om in een kist kabels van de om allerlei redenen legendarische geluidstechnieker Luc Saté terecht te komen. Daarna was hij een uur vermist. We hebben hem in zijn korte mouwen gevonden, naast enkele auto’s waar hij in het koude gras zijn roes lag uit te slapen. Half onderkoeld hebben we hem aan het kampvuur gezet.” Een bliksemschicht jaagt doorheen de polderlucht van Sint-Margriete. Lucifer glimlacht en knikt. “Zo is het goed, jongens”, klinkt het vanuit de hel. En voor we het weten, vaart de drakkar van Club Klunen weer richting Friesland. Wachtend op de volgende Elfstedentocht.

(uit het boek ‘Cirque Constance’s Rock ‘n’ roll Niemandsland’, 2012, tekst Bart Van Damme, productie Tim Bottelberghe, artwork Jos Notteboom, fotografie Dominiek Claeys, eindredactie Pablo Smet)

Nadenken over adieu aux plus beaux

Elle adore le noir, pour sortir le soir

Mijn buurjongen Jan leerde zijn vlam Isabelle, roepnaam Isa, kennen op de Eeklose Kabouterfeesten toen T.C. Matic er kwam optreden. Isa ging er gisteren even vanuit dat ik dat spontaan nog wist maar aangezien Jan vroeger rijp was dan leeftijdsgenoot Bart, uw dienaar, zal ik er gewoon die late jaren tachtig niet bij geweest zijn. Jan keek in Isa’s ogen en koekenbak. Nog altijd. Koppel om van te houden. Ik zat ook in Gent op school, niet in Eeklo. Misschien is het dat. Wel herinner ik me T.C. Matic op de Korenmarkt voor een woensdagmiddagconcert van het Festival van Vlaanderen. Welke rechtse zak op Twitter beweerde ook al weer dat Arno geen cultuur zou zijn? Alleszins 10.000 keer meer mijn grondcultuur dan poesjesvlaggen zwaaien en van rechterarmpje doen op de weide aan de IJzertoren, mijn idee. Het zal aan mij liggen.

Rijen dik, echte vrienden

Even 10.000 keer meer: Henny Vrienten. De Sting van de Lage Landen en met Doe Maar één van de eerste keren dat een Nederlandse tekst écht rock ‘n’ roll kon klinken. De Bom is thans brandend actueel. Pa en Nederwiet blijven gewoon iconische hymnes vanwaar het poesjeslied van de IJzertoren hoogstens aan de hielen komt en me vlakjes helemaal niet raakt. Raymond, die wel. Hintjens, tuurlijk wel. En Doe Maar. Het kleur van mijn humanioratijd. “Als je wint, heb je vrienden. Rijen dik, echte vrienden.” Die tijd. Arno op de Gentse Feesten die zich in plat West-Vlaams afvraagt wat hij in Gods Naam op de Brueghelfeesten staat te doen. Een sneer naar onze Vlaemsche ziel van sauerkraut met braadworsten, halve literglazen bier en zat gelal op het terrasje van de Charlatan in Gent waar Paul Decoutere wel 1.000 keer opgetreden heeft en zich geen seconde verraden voelde door zijn beste vriend le plus beau die hoge toppen scheerde.

Bovenal bemin één vrouw

“Elle adore le noir.” Als het mooiste Arno-liedje speelt, durf ik wel eens denken aan Isa, het lief van mijn bovenste beste buurjongen. Ik weet dat het niet mag van de Heer. Maar ik denk ook soms eens aan andere vrouwen. Al koester ik het adagio ‘Bovenal bemin één vrouw’. Ik begrijp het ook, dat liefdesmoment op de Kabouterfeesten. Al vermoed ik dat Arno het nummer toen nog niet live speelde. “Dans les yeux de ma mère.” Deze ook. Prachtige track. Doe Maar zag ik nooit, Henny Vrienten zag ik nog met Bram Vermeulen in Brugge en Arno passeerde mijn leven live wellicht een tiental keer, misschien zelfs meer. Onder andere tijdens een try-out in het Aalterse jeugdhuis. Wat een knaller. Voor elk moment. Voor drie man of voor 30.000 mensen op een groot festival: Arnaud Charles Ernest gaf het volle pond. Ooit, toen ik nog bij Cats in the Attic speelde op een concert in Lovendonk, flatteerde de zanger van Jerry & The Toms me met het compliment dat ik op een podium zo wild als Arno te keer ga. En het is waar, ik geef ook altijd alles denk ik. Er is een verschil. Bij Arno was het altijd knal in de roos, nooit naast of over het randje. En mocht dat gebeurd zijn, ik heb dat nooit gezien.

Zelden dronken

Ik treed zelf zelden of nooit dronken op. Het is me wel eens overkomen. Laatst nog. Niet zo slim. Maar wat zeker wel is: altijd dronken van de goesting, stijf van de adrenaline en dat speelt me soms wel parten. ‘Er over gaan’, weet je wel. Het verkloten wanneer iets niet meer te verkloten valt. Dat kan ik goed. Ziedaar tegenover: de grote kracht van mijnheer Arno Hintjens, hij wist altijd perfect op die koord te balanceren en zijn energie te ballen tot het beste optreden ooit, altijd weer opnieuw. Keer op keer. Bij Henny Vrienten een gelijkaardige analyse maar dan vooral op het vlak van muziek schrijven en de ziel raken van mensen met mooie teksten en melodieën. Ook altijd op die smalle circuskoord, klaar om er af te tuimelen, maar telkens weer tijdens de song komt het goed. Zo goed dat je zegt: dit kan alleen Henny zijn. Of Arno zijn. Dat kunnen alleen de grote cultuurmakers. En dat zijn ze. Hun invloed op onze cultuur in dit stukje Europa (en dat noemen we dan in vakjesjargon de ‘Vlaamse cultuur’, ‘Belgische cultuur’ of ‘Nederlandstalige cultuur’, whatever) is onmiskenbaar. Ze hebben mijn jeugd geschreven. Onze jeugd. Ook de jeugd van Isa en Jan. En van vele anderen zoals wij. Zij hebben dat gedaan: les plus beaux. Zij niet alleen. Maar wel in heel belangrijke mate: die twee. Eén van Oostende en één van Holland.

Ik blijf luisteren, helden. De mens is sterfelijk, jullie liederen niet.