Nadenken over mensen en Meerbeke: een fan
“Er moet brood op de plank komen, Hans”
Vrijdag na de kine naar Meerbeke. Op de massagetafel nog aan het babbelen geweest over de vreselijke val van Wout Van Aert en over hoe Mathieu Van der Poel tegenwoordig alles en iedereen overklast als een Mozart van de koers. Op naar Meerbeke dan, waar ooit de Ronde van Vlaanderen arriveerde toen De Ronde nog De Ronde was en niet de Grote Prijs Wouter Vandenhaute, ik zat nog bij zijn vader in de klas in de Gentse Sint-Lievensgevangenis. Toen De Muur nog de scherprechter was, en niet de pater.
Awoe met de dure overheidsdiensten
Ik had een mail gekregen van een Meerbeekse man die een T-shirt wou, 2 CD’s en een boek. Omdat de democratische overheidsdienst De Post tegenwoordig zo schandalig duur is dat ge beter zelf rijdt, ik dus op weg naar het Ninoofse Meerbeke. In de Meesjeslaan ontmoet ik de sympathieke Hans Van Gheel. Muziekliefhebber. Fan van De Mens, Gorky, de Kecks en Noordkaap. “Ik snap niet dat jullie nooit op de radio te horen zijn”, doet Hans de deur open. Zonder arrogantie, ik snap dat ook niet. Of toch. Wij hebben geen platenfirma noch een hotshot manager met coole praatjes en zwichtend voor alweer een nieuwe flashy mode in Rock ‘n’ roll Niemandsland terwijl gezapig Vlaanderen op dat vlak vaak lichtjaren achter zit op Engeland, Ierland en de States. Zoiets? “Ah, een platenfirma. Zijn die zo belangrijk dan?” Dank u, Hans, dit had ik nodig.
FC Het Spaarbekken
Hij vraagt naar het schilderij op onze CD Waterlander, een kaartimpressie van kunstenaar Hans Ruebens, neef van onze lay-outer. Dat ik er de beide Waterspaarbekkens van Kluizen op herken. Dat het een allegorie is op het havengebied van Gent, Waterlander, een traan voor de zanger uit Wippelgem die ons godverdomme veel te vroeg hier heeft achtergelaten op aarde, dat tussenstation naar de hel. “Ge krijgt die vraag over die platenhoes vaak, zeker, Bart?” Omzeggens bijna nooit, Hans. Maar bedankt dat ge het vraagt. “In een gesprek dat ik had met Luc De Vos…” Ook Hans! Dat zijn er zo veel in Vlaanderen, bedenk ik me oprecht. “… vertelde hij me dat hij veel liever zou optreden voor de koeien op de weide. Maar er moet brood op de plank komen, Hans.” Dat had Vos gezegd. En het is waar. Als Gorki speelde, stond de wei vol. In de Wabliefttent op Pukkelpop, in The Barn op Werchter, op de Gentse Feesten, Marktrock Leuven, Marktrock Poperinge, De Katse Feesten in Zelzate, noem het op. Geen koeien maar duizenden Vlamingen zoals Hans en ik. Vanavond realiseer ik Vos zijn droom en speel ik in ’t Kruisken bij Jeroen. Zal er gezellig druk zijn maar qua volkstoeloop eerder ça va nog, denk ik. En rechtover ’t Kruisken, in de landelijke straat Kromvelde: koeien in de weide.
De Lieve is geen sloot
Dat Rick De Leeuw ons kent, zegt Hans. Hij had een liedje naar Rick gestuurd en Rick had terug gestuurd dat hij ons kent. Enkele jaren terug heb ik met Rick een paar dagen in mijn auto gezeten op zoek naar Meetjeslandse verhalen om mijn streek toeristisch op de kaart te zetten. Maar dat is ook al het verre verleden nu, Hans. Al kent Rick me nog. Ik heb me ooit eens boos gemaakt omdat hij De Lieve ‘een sloot’ had genoemd. Een sloot, Rick? De Lieve is het oudste kanaal van Europa. De Lieve, een waterloop, loopt richting Drongengoed bergop (13de eeuw in Vlaanderen!) en dan vanaf Raverschoot naar beneden richting Damme en Aardenburg om zo in Het Zwin en de Noordzee thuis te komen. De Lieve schonk rijkdom aan ‘mijn’ stad Gent wiens waterlopen stonken en de economie in verderf was toen ik er school liep maar in die Bourgondische dagen de tweede grootste en belangrijkste stad op het Europese vasteland was, na Parijs!
Oppenheimer
“Duur en moeilijk om een studentenkot te vinden in Gent”, merkt Hans terecht op. Hij is ook op zoek voor zijn dochter naar plek om te studeren in magisch Gent, de stad waar Mia en Veronica het levenslicht zagen. Ik moet Hans gelijk geven. De wereld is om zeep. We eindigen met Oppenheimer. Ik had die donderdagavond zitten netflixen. “Ik moet nog kijken”, zegt Hans. Ik spreek over de vuurbol in de woestijn van Arizona en even later de doden van Hiroshima en Nagasaki. En hoe onderkoeld men daar toen, als oplossing voor het einde van de oorlog, mee omging. We komen qua gespreksonderwerp bij Poetin en Trump terecht. “Naar het schijnt zijn er Russische generaals die nog zotter zijn dat Poetin”, doet Hans me schrikken. “Die staan klaar om de atoombom te gebruiken.” Hij zegt het niet met zoveel woorden. Maar Hans denkt dat de wereld eraan gaat. Dat de NATO in Brussel hoofdkwartiert, bedenken we. “Dan gaan we er allemaal aan”, schokschouder ik. “Jij woont in Eeklo”, zegt Hans. Ik kan inderdaad nog in de zee springen als het moet. Hans zucht: “Maar ik woon hier in Ninove met Brussel aan mijn achterdeur.” Enigszins opgelucht rij ik terug naar huis.