Nadenken over voetbal, de Racing en de Gantoise
“Hoe een held als Léon ‘Trouet’ Mokuna nog geëerd werd?”
“Great sportmanship”, zegt de edele vader tegen zijn voetballende zoon van Old Etonians die voor de eerste keer als rijkeluizen amateurteam tegen het professionele arbeidersteam Blackburn, nu The Rovers (?), uit het Noorden van Engeland verloor in de jaren tachtig van ook al weer twee eeuwjaartellingen geleden. Het moet nu de vijfde keer zijn dat ik de volledige serie ‘The English Game’ van Netflix bekijk en ik zit Godverdomme nog steeds met tranen in de ogen de capriolen van sterspeler Suter en zijn tijdgenoten te bekijken. Hoe kun je straffer de vinger op de wonde leggen van mijn eigen textielstreek hier in het Meetjesland? Hoe zeer kun je terugkeren naar het stamnummer 7 en stamnummer 11 van het Belgische voetbal, wetende dat het puur op leeftijd omgekeerd had kunnen zijn want dat ‘De Racing’, zwart en wit, net even ouder is dan ‘Ons Gantoise’, mijn blue white army?
Rugby, soccer, the English Games
Kijkend naar The English Game en mijmerend fier als ik mijn dochter rugby zie spelen met RC Meetjesland aan de sporthal van Eeklo, besef ik nu meer en meer hoeveel ik van voetbal en ‘het spelletje’ hou. Daarom vind ik rugby zo magisch, daarom speel ik zelf nog minivoetbal met The Mini Maple in Ertvelde. “Voetbal, voetbal, viva wit én blèw, voetbal, voetbal, ‘k bènder mee getrèwd”, zongen we toen de Hollanders Koudijzer en even later Schapendonk de koningen van het Ottenstadion waren. Ik herinner me nog mijn eerste bezoek aan het stadion met mijn grootvader, pépé Arsène, tegen Lierse aan de Brusselsesteenweg in Gentbrugge. De jonge Ceulemans stond nog op het plein bij geelzwart voor hij voor jaren naar Bruhhe vertrok, ploegspeler. Aan de betaalhokjes pronkten nog de letters ARAG en wat ben ik blij dat De Witte en Louwagie toch hun huiver voor de Buffalo Mars en de fanfaremuziek hebben laten varen, want hoe kwamen steeds tot op de dag van vandaag de haartjes op mijn arm omhoog toen alle Buffalo’s “Wie èst die op de kop marchee-eert…” begonnen mee te zingen. Het is nog steeds mijn favoriete hymne, boven de Vlaamse Leeuw en de Brabançonne.
Twee kanten aan de brug van Gentbrugge
Ik herinner me ook nog de rit terug, met mijn pépé zijn bruine Ford Taunus, onder de nieuwe en nu reeds afbrokkelende brug van de autostrade en het stadion van dat ‘andere’ Gent waar mijn grootvader over vertelde. Het Gent van de Ratjes waarmee de blauwwitte Gantoise tijdens de jaren ’50 samen in de eerste klasse speelde. Hij vertelde me hoe hij met zijn vrienden met de trein, lijn 52, vanuit station Sleidinge naar ‘Den Derby’ gingen kijken. Hoe Pélé ooit nog met Santos naar Gentbrugge kwam. Hoe een held als Léon ‘Trouet’ Mokuna, Gantoise én Sporting Lissabon, nog geëerd werd door de oudere generatie? En hoe voetbal een feest kon zijn, een feest dat generaties mensen en plekken verbindt. The English Game. Ook in textielstad Gent en omliggende, dat stuk Vlaanderen waar ik mijn hart heb aan verpand. Lyrisch ben ik over de Gantoise. Het is mijn jeugd en ook nu als ik er even bij mag zijn in de Ghelamco ben ik zo blij wanneer de Buffalo-mars weerklinkt en de bakkerszoon-indiaan Ben Bundervoet het veld betreedt. Wat een dynamiek, wat een schone club.
Eer & strijd
Maar ik herinner me ook de supportersclub van ‘De Racing’ op Sint-Jacobs aan de Vlasmarkt, ongeveer waar nu al eeuwenlang de Charlatan regeert. Die zwart-witte kleuren en die roemrijke geschiedenis zoals ook periodekampioen Royale Union en bijvoorbeeld Cercle Brugge die torst. En dan vraag ik me, als Buffalo, af of we in Gent niet de eer moeten bewaren om die tweede club, de oudste van al met stamnummer 11 (hoe mooi is dat niet?), in stand te houden en, ja zelfs, een duw in de rug te geven? Ik weet het, dit heeft niets meer met rock ‘n’ roll te maken. Maar ‘great sportmanship’, The English Game, verbondenheid, fair play, dat is toch alles waar rock ‘n’ roll mee te maken heeft? Ivan? Michel Louwagie? Just saying…
Naschrift: ik vind het raar dat hier nog niemand op gereageerd heeft maar, ik schrok er zelf van, Jan Ceulemans is in 1978 al van Lierse naar Club getrokken. KAA Gent kwam in ’80 maar in eerste klasse terecht. De topspeler die ik in het Ottenstadion zag spelen, zal dus niet de Caje geweest zijn maar Erwin Vandenbergh die nog tot 1982 bij geelzwart bleef voor hij naar die Brusselse deelgemeente vertrok. Datzelfde jaar ’80 speelden de Rode Duivels de EK-finale. België had toen potentieel de beste voorlijn van Europa met Jan Ceulemans, Erwin Vandenbergh en Swat Van der Elst. Tien jaar later stond Ceulemans nog aan de top. Was Van der Elst na mooie jaren bij West Ham United weg gedeemsterd en zocht Erwin Vandenbergh zijn tweede adem bij ons, de Buffalo’s. Drie prachtige voetballers. Ik weiger dan ook de Caje uit mijn tekst te halen, aan zo’n speler raak je niet.
Een attente Gantoise-supporter liet me nog weten dat het café op Sint-Jacobs met de supportersclub van de Racing, café Tramway heette en ik denk dat dit klopt! Bedankt daarvoor.
In Vimy, tussen Lens en Arras, bezoeken we in herfst 2024, 110 jaar na het begin van The Great War, het Canadese gedenkteken voor de oorlog die heuvelrug tussen de Vlaamse lakenstad Atrecht, nu Arras en ooit de startplek van de Beeldenstorm die de Lage Landen teisterde, en de mijnwerkers van Lens, het Charleroi van Noord-Frankrijk. Aan het bezoekerscentrum, een aanrader, spreekt een bewakingsagent ons aan. “Vanwaar zijn jullie?” Entre Bruges et Gand. “Ah la Gantoise”, oreert de man. “Les Buffalos!” Blijkt dat hij in 1983 één van de spelers op het veld was die tegen AA Gent moest spelen. Voor Gent was dit een legendarische wedstrijd want één van de eerste topontmoetingen met een andere Europese club. Lens liet in Getn een indruk na, vooral door de supporter. Le sang et or. Bloed en goud. Rood. Geel. De zingende mijnwerkers. Ik vertel de man dat één van onze clubliederen nu ‘Allez AG AG AG’ uit die periode stamt en gewoon het nabootsen was van het clublied van Racing Lens. Beide clubs ontmoeten elkaar nog, op vriendschappelijke wedstrijden. En beide werden één keer kampioen van hun land. De man stond met tranen in de ogen. Zoveel clubliefde. Ik voelde het ook. Maar ik vergat zijn naam te vragen. En ik zocht nog een hele avond mijn smartphone kierewiet. Ik zal het nooit weten. Maar ik voelde het wel: le sang et or. Hij is het. Het is waar. Het is écht gebeurd. Ik kon de doden van Canada even opzij zetten in mijn hoofd.