Onze passage in Klein Rusland, klein verslag

Ik zou het in één ruk uitlezen, het boek ‘Klein Rusland’ van copain Kristof Vereecke. Zei ik. Na vijftien pinten volgend op acht dagen tournée minerale. Ik lalde maar wat op het einde van de voorstelling waar wij drie pogingen lang een beetje van de muzikale ziel trachtten bloot te leggen van Luc De Vos en de vergeten operaster Rita Gorr. Altijd een dubbeltje op zijn kant, sprak de rockmuzikant. Gelukkig konden Goes en Joost Van Hyfte de plooien met een kwinkslag glad strijken. En ik trachtte de schrijver ook nog eens 15 euro uit zijn zakken te kloppen voor de verkoop van één ellendige ‘Waterlander’-CD. Neo-liberale schurk die ik ben. De burgemeester was er ook. Laaiend enthousiast, oktober ’18 indachtig? Maar ik heb mijn belofte wel gehouden. In plaats van mijn roes uit te slapen, heb ik het boek ‘Klein Rusland’ wel degelijk in één ruk uitgelezen. Ik kon niet anders. “Zoals je van een militaire cadet kunt verwachten, staat het geweer van de jonge Alexis op scherp en het koppel krijgt vijf kinderen.” Neem me niet kwalijk. Ik luister al vele jaren naar Nobelprijswinnaar Bob Dylan. Maar zo’n knappe zin is nog nooit uit de mond van de buskende neuzelaar gekomen. Het onderwerp ‘Klein Rusland’ helpt wel. “Dat waren schone wijven, hé, Freddy” Of de Klein-Russische bijnamen “Waterfluite” en “Den Langen Heten Zomer”. Lezend luidop lachen. In your face, zoals nu jonge transmigrantjes en wereldburgers rechtover de Colruyt rappen en rhymen, checken die Zelzaatse scene. Kristof Vereecke en zijn Fabrieksdorp. Ik kan er vanuit ‘mijn’ Marginalistan 17 km westwaarts alleen maar bakken bewondering voor opbrengen. Die ziel van Manchester (verwijst Kristof bewust altijd maar naar Liverpool om ons op het verkeerde been te zetten?). Ik zie het ook, hier in Marginalistan, in Menen, in Charleroi én in Zelzate. En waarom doet het ons iets, Kristof? Omdat wij op een tweespalt zitten. We nemen afscheid van een soort onderdrukkende industriële maatschappij met al zijn lollige kanten. “Gelukkig is de Kleine Rus nog niet dood. Hij komt nog altijd samen om te praten, te drinken, te roken en te kaarten. Liefst op de bolbaan.” Als ik zoiets lees, heb ik veel goesting om mijn facebookaccount af te sluiten. Als dat al mogelijk was. We komen terecht in een nieuwe jungle, mensen. Calais. Er komt een vloedgolf over ons heen. En het zal er op aan komen om bovenal ‘mens’ te blijven. Kleine Rus, zoals Enzo Scifo het beschrijft. Neen, rock ‘n’ roll verandert de wereld niet. Ten bewijze, de ene rock ‘n’ roll held achter de andere kiest voor het ondermaanse. Ook van die  ‘oude wereld’ nemen we langzaam afscheid. Punk is dood, maar wij leven nog. Het komt er op aan de klanken van ‘het nieuwe’ op te vangen. SONS, bijvoorbeeld, 17 km oostwaarts van Fabrieksdorp. Sterk beïnvloed door die andere (en grotere) haven landinwaarts. Is punk dood, dan? Raman. Masai Jr. LeWis uit Adegem? Of die hele hiphop scene in de stad aan de Schelde, in de hoofdstad maar ook in Fabrieksdorp? Of heel wat metalboys uit ‘mijn’ Marginalistan? Vooruitstrevend. Het ondermaanse is aanwezig. Punk is dood, maar de Kleine Rus niet. Koesteren. En uitlezen dat boek. In één ruk. Want belofte maakt schuld.

Zelfstandig naamwoord. ondermaanse o. de aarde, soms ook met de atmosfeer erbij. In het ondermaanse heersen veranderlijkheid en vergankelijkheid; het bovenmaanse wordt gekenmerkt door onveranderlijkheid en onvergankelijkheid.

B.A.R.D.